DECADENTE INTELLECTUELEN

‘Indien u uw wagen nergens kwijtgeraakt moogt u gerust voor mijn garagepoort parkeren.’

Deze boodschap had mijn vriend Rocky aangebracht op zijn garagepoort, dus. Hij had mededogen met al die plattelanders die op zaterdag komen shoppen en niet durven in de parkeergarage rijden. Of gewoon niet willen omdat ze te gierig zijn om tien euro te betalen. De plattelanders zijn het nog altijd niet gewend, maar er zijn te veel van die ijzeren blokken van tweeduizend kilo op wielen tegenwoordig, ze moeten ze wel onder de grond gaan zetten, er is geen plaats meer op straat. Rocky sprak: ‘ik wilde mijn steentje bijdragen en toch tenminste één plattelander de kans geven om zijn auto op een niet-frustrerende manier te parkeren, maar niemand is sindsdien, sinds ik die boodschap heb aangebracht, ingegaan op mijn voorstel, ze denken wellicht met een grappenmaker te maken te hebben.’ Ik zei: ‘ik denk dat er niemand ter wereld ooit zulk een boodschap op zijn gevel heeft gehangen, dit moet inderdaad een uniek gegeven zijn binnen de westerse samenleving, Rocky. Ik heb wel eens Joep Van‘t Hek horen vertellen dat zijn zoon een boodschap voor zijn venster had gehangen: ‘verboden fietsen te plaatsen!’ Maar die jongen woonde op het tweede verdiep, dus dat was een grap van die jongen.’ ‘Is het leven dan een grap, zijn we te veel verwend, zoals ze altijd zeggen, Vos? Waarom zouden we onze velo niet tegen de mensen hun gevel mogen plaatsen?’ ‘Ik denk inderdaad, Rocky, dat we te veel verwend zijn, zelfs onze gevel mag niet vuil worden. Indien het morgen oorlog zou worden, zou er niemand de moed en de durf nog bezitten om de wapens op te nemen en we zouden huurlingen moeten inhuren uit Bosnië of Afghanistan, kerels die kunnen omgaan met tegenspoed en geweld. Ik lees hier trouwens in de gazet dat de entertainmentbusiness boomt en buzzt als nooit tevoren. De shows van al die comedy-artiesten, mensen die lolletjes vertellen dus, die shows zijn al jaren op voorhand uitverkocht. Een beleidsmaker zag daarin een sociologische verklaring in die zin dat als het crisis is de mensen zich al sneller eens een pleziertje gunnen. Vandaar ook het succes van een stad als Gent die een lustoord is van horeca en handelszaken en van zang en dans. Dus wanneer het crisis is beginnen de mensen zich als gekken te amuseren, de crisis bevordert de consumptie. Dat belooft voor de Gentse Feesten. Ja jongen, de mensen zijn verwend, vooral de jongeren. Wanneer er een oorlog komt zijn we verloren. Ik ging vorig jaar naar een leuk festivalletje hier in de Sint-Baafsabdij waar allemaal van die emocore-bands optraden, genre Amatorsky en The Bony King of Nowhere. Jongeren die eerder rustige muziek spelen, met verschillende betekenislagen in doordachte teksten die dicht bij de poëzie aanleunen en met flink veel invloeden uit Ijsland en Groenland. Iedereen zat er rustig op zijn achterwerk in het gras van een kopje kruidenthee te nippen, het was eigenlijk het omgekeerde van een metalfestival. Op een gegeven moment verscheen een verwarde lange jongen op het podium met zijn gitaar en hij sprak: ‘Ja mensen, ik ben Johan en ik moet mij op voorhand al excuseren als ik wat fouten ga spelen want ik heb niet veel kunnen oefenen want ik ben aan mijn thesis aan het werken.’ ‘Ja, wat is daar mis mee misschien?,’ zei Rocky. ‘Beste vriend, ziet gij dan niet het verschil met vroeger? Vroeger waren die popmuzikanten allemaal werkmensen, een bende onnozelaars die vooral enorm veel lol wilden trappen en lawijt maken. De popmuziek is overgenomen door studenten en intellectuelen. Ga daarmee naar den oorlog, zeiden ze vroeger. Het is de decadentie ten top. Het vervelende is: omdat ikzelf uit een werkmensenmilieu kom, ben ik die werkmensen zo beu als koude pap en ga ik liever om met decadente intellectuelen die nog nooit van Status Quo hebben gehoord. Zeg Rocky, gaat gij trouwens naar de Gentse Feesten?’, vroeg ik. ‘Ik denk het wel, Vos,’ sprak Rocky, ‘Ik denk eventueel van wel.’

LUC DE VOS