BURGERLIJKE ONGEHOORZAAMHEID

Ik woon in een huisje achter het Astridpark hier in Gent. Er is een leuk vijvertje in dat park met allemaal eenden en ganzen.

De schepen van milieu heeft een bord aan de vijver laten plaatsen en op dat bord staat: ‘wees lief, voeder mij niet. Eenden voeren is leuk maar het voer dat mensen geven is onnatuurlijk, eenzijdig en ongezond. De vogels moeten geen moeite meer doen om eten te vinden en worden dik en lui en ziek. De mannetjeseenden vervelen zich en vallen de vrouwtjes lastig. De etensresten trekken ongedierte aan.’ Gisteren: zondag, een heerlijke dag. De zon scheen helder, de lente kondigde zich aan, de krokussen bloeiden. Aan de vijver stond een vrouw met een kleuter de eenden te voederen met een gigantische zak oud brood, het leek of ze al het oud brood uit de geburen was gaan verzamelen. Het kind kraaide van pret. De eenden zetten het op een luid gekwek en de ganzen gakten. Gakken: kent u dat woord? Het is het specifieke woord voor het geluid dat ganzen maken. Ben ik de enige die nog af en toe een woord in de dikke Vandale opzoekt? Mocht ik in de woestijn voor het rode licht staan en er is in geen velden of wegen een auto in het verschiet die van de andere kant komt, dan nog zou ik wachten tot het groen wordt. Dat is mijn karakter. Ik ga er altijd van uit dat afspraken binnen de samenleving een eindproduct zijn van een aantal dialogen en ervaringen tussen mensen. In normale omstandigheden bemoei ik mij nergens mee, maar ik heb ooit een keer een muis in huis gehad en ik haatte die muis en ik heb die muis pas na een paar weken weten te vermoorden en ik vroeg dus aan die mammie of ze dat leuk vond, eendjes voeren en of ze het bericht van de heer Balthazar had gelezen, hier een meter voor haar neus, vooral dan die paragraaf over het ongedierte. ‘Ja,’ zo sprak zij, ‘maar ik zou er wat van krijgen als de politiekers mij zeggen wat ik moet doen of laten.’ Een rebels karakter, die meid.
Rebelse vrouwen. Wie zijn, ze wat doen ze? Ik zag een tijd geleden een reportage over een mevrouw die dertig per uur trachtte te rijden en daar niet in slaagde. Ze reed met haar Range Rover naar de coiffeur en ze klaagde dat zij hier in de bebouwde kom slechts dertig mocht rijden en dat dit echt wel te traag was. Zelfs in de eerste versnelling en zonder het gaspedaal in te duwen was het letterlijk praktisch onmogelijk om onder de aangegeven dertig kilometer per uur te rijden. Aldus dreigde deze vrouw, die het nochtans goed meende, van de politie een boete te krijgen en dat was onrechtvaardig. Het betrof hier, zo stelde zij, een vorm van vrijheidsberoving. Ik leefde mee met dat arme schaap, maar toch dacht ik bij mijn eigen: het is echt niet zo moeilijk om minder dan dertig per uur te rijden: gewoon uitstappen, de auto langs de kant zetten en te voet gaan. Ik heb natuurlijk makkelijk praten. Ik woon midden in Gent. Ik heb, toen ik hier wou komen wonen een paar keer goed rondgekeken en er voor gezorgd dat ik op slechts vijfhonderd meter van mijn coiffeur zou resideren, vierhonderd meter van de school van mijn kind en op driehonderd meter van het dichtstbijzijnde café. Dat is niet alleen op wandelafstand maar zelfs op kruipafstand. Maar ik begrijp vanzelfsprekend wel dat mensen dat aangenaam vinden, met een auto te rijden. Die rijdt immers vanzelf. Wellicht hebben dat soort mensen, mensen zoals die mevrouw, nog nooit van cilinders, zuigers, koppakkingen, assen en ontstekers gehoord. Neen, die auto’s rijden vanzelf. Vooral zo’n Range Rover, dat is echt een droom op wielen, een kasteel, een oninneembare vesting. Sommige mensen noemen dat soort wagens een beetje denigrerend ‘tanks’ of ‘camions’. Maar zij dwalen: het zijn geen tanks of camions maar integendeel ‘tractoren’. Zelfs letterlijk: Range Rover betekent in het Engels: zwerver over de velden. Pure poëzie. Met deze tractor is het erg handig om bijvoorbeeld aan de school de borduur van het trottoir op te rijden, zodat men de kinderen op een veilige manier vlak voor de schoolpoort kan afzetten.

LUC DE VOS