APRIL FOOLS

Het was in die tijd, meer dan 3000 jaar geleden, dat de 1 aprilgrap werd uitgevonden, in een gebied ten oosten van de Middellandse zee.

Vorige zondag op 1 april kwam ik mijn kameraad Rocky tegen, net na de elfurenmis in onze prachtige parochiekerk van Sint Macharius. Rocky vroeg: ‘hoe was de preek?’ Ik zei: ‘het ging over Abrahams offer, Rocky. In die dagen gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde en Hij zei tot hem: ‘ga met Isaäk, uw enige zoon, die gij liefhebt, naar het land van de Moria en draag hem daar op de berg die Ik u zal aanwijzen, als brandoffer op.’ Toen zij de plaats bereikt hadden die God hen had aangewezen, bouwde Bram daar een altaar, stapelde er hout op, bond zijn zoon Izzy vast en legde hem op het altaar, bovenop het hout. Toen Bram echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden, riep God hem van uit de hemelen toe: ‘1 april! Het was maar een geintje, Bram!’ Ge kunt denken dat Bram er niet echt mee kon lachen, Rocky.’ ‘Dat was dus toch nog goed afgelopen,’ zuchtte Rocky. ‘Ik denk dat uw mop niet gaat werken, Vos, uw haring zal niet braden. De mensen kennen dat verhaal niet meer, laat staan dat ze weten hoe het echt afliep. Dat een engel van God toen tot Abraham riep: ‘raak de jongen met geen vinger aan en doe hem niets! Ik weet nu dat gij God vreest, want gij hebt mij uw enige zoon niet willen onthouden.’ Ik zei: ‘die God uit het oude testament, die god die de christenen aanbidden, is dat wel een rechtvaardige god, die het goed voorheeft met de mensen? Het lijkt mij eerder een god van misplaatste aprilgrappen.’ ‘Gij begrijpt dat niet, Vos. We hebben het hier over mythen uit het bronstijdperk, u moet dat allemaal in zijn context en tijdsgeest zien. De god uit het oude testament was een wrede oorlogsgod. Dit woestijnvolk uit de bronstijd had zulk een god nodig, zij waren een geïsoleerde kern, omringd door vijanden, het was erop of eronder. Net als in mijn leven, Vos, het is erop of eronder. Ik ben een geïsoleerde kern en ik word oud en ik wil nog met zoveel vrouwen in de lente mijn liefde delen en zij zijn van mening dat ik enkel met hen naar bed wil, maar ik hou gewoon van vrouwen in de lente, ik kan er ook niets aan doen.’ Rocky stond op het punt in snikken uit te barsten en ik besloot hem een keer op te vrolijken. Ik zei: ‘kent gij de Chinese kunstenaar Ai Wei Wei?’ ‘Ja, die ken ik,’ zei Rocky, ‘een uiterst belangrijk kunstenaar die allerlei rommel opeen stapelt en af en toe naakt op en neer gaat springen, iemand die dingen doet die wij niet kunnen omdat wij er tenslotte te achterlijk voor zijn en te bang om dingen te doen die niemand anders doet.’ ‘Ja inderdaad, die Ai Wei Wei,’ zei ik. ‘Wel weet u, Rocky, dat Ai Wei Wei niet zijn echte naam is? Het berust allemaal op een misverstand. Zijn echte naam is Long Wong Ping. Maar toen hij nog niet zo bekend was kwam er eens een vooraanstaand kunstcriticus uit Engeland het museum van Beijing bezoeken en toen was Long Wong Ping op die vooraanstaande kunstcriticus toe gestapt om wat te gaan mouwfrotten want met die Westerse kunstcritici moet u als Chinees op een goed blaadje staan en op het moment dat hij zich wilde voorstellen met de mededeling: goedendag meneer, ik ben Long Wong Ping, net op dat moment was hij daar in een muizenval getrapt want hij loopt altijd op zijn blote voeten en in China stikt het van de muizen en dus ook van de muizenvallen en toen hij in die muizenval trapte, toen had hij dus gezegd: goedendag meneer, mijn naam is…ai wei wei! Al brullend, dit laatste. En toen had die vooraanstaande kunstcriticus gedacht dat die gast Ai Wei Wei heette en dus niet Long Wong Ping en dat had hij in zijn gazet geschreven en was dat misverstand een eigen leven gaan leiden en sindsdien noemt iedereen Long Wong Ping Ai Wei Wei.’ ‘Is dat waar, Vos?’ vroeg Rocky. Ik riep: ‘gefopt… 1 april! Zeg, Rocky, u kunnen ze toch alles wijsmaken, geloof ik.’ ‘Ja Vos,’ zei Rocky al zuchtend, ‘mij kunnen ze alles wijsmaken.’

LUC DE VOS