VRIJHEID

Mijn vriend Rocky sprak tot mij: ‘Vos, ze hebben er ons serieus mee bedonderd, met de euro, ik zweer het u.’
Ik antwoordde bevestigend: ‘Gij hebt gelijk, Rocky, de euro komt zwaar onder druk en dit vanwege de financiële crisis waardoor de kredieten zijn gestegen of zoiets.’ ‘Neen, Vos, dat bedoel ik niet. Wat kan mij die rotcrisis schelen. Het is al heel ons leven crisis, dus deze crisis nemen wij er toch in de rapte even bij zeker, wat is dat nu? Neen, ik bedoel: met de tarieven, daar hebben zij er ons mee opgelegd. Het is simpel: voor 2002 betaalden wij in franken. Een euro was toen ongeveer veertig frank waard. Wij konden dus een euro zoals we die nu kennen in veertig eenheden verdelen. Iets kostte bijvoorbeeld 24 frank maar kon ook 26 of zelfs 27 frank kosten. Dat verschil viel op omdat we toen met zijn allen nog niet zo rijk waren en op de kleintjes letten. Wanneer gij ergens een tas koffie ging drinken dan kostte deze bijvoorbeeld bij Bloch in Veldstraat 34 frank maar in de Monopole op de Koornmarkt slechts 29 frank. Ik ging een tas koffie drinken in de Monopole en niet bij Bloch. Weeral vijf frank gespaard. Toen de machten en krachten boven onze hoofden de euro invoerden hebben zij die verschillen in de tarieven overboord gegooid. Van de ene nacht op de andere( want het gebeurde natuurlijk ’s nachts!) was het minimum tarief voor een tas koffie 1 euro, dat was immers een mooi rond getal, dan moesten de mensen niet meer beginnen rekenen van: kost dat hier vier of vijf frank meer of minder dan elders? Alles was in één keer duur geworden. En naar boven afronden was de boodschap, nooit naar onder. In duurdere café’s kostte de koffie twee, drie en zelfs vier euro, nooit geen 3,74 euro of 2,89 euro. Gingen we moeilijk doen misschien? Neen, schoon afronden tot op het ronde getal. Aldus hebben zij er ons opgelegd met hun ronde getallen. Wij betalen het dubbele of het driedubbele tegenwoordig in vergelijking met de toestand van voor 2002, toen we nog arm en ongelukkig waren en dat brengt ons bij de vraag wat tarieven eigenlijk zijn. Vos, ik zit hier een boek te lezen, dat zoudt gij ook eens moeten doen, een boek van Jonathan Frantzen. Het heet ‘Vrijheid’ en het gaat over vrijheid in al zijn gedaanten, onder andere over dat soort vrijheid dat mensen die de tarieven bepalen de vrijheid geeft om de tarieven zélf te bepalen. Op een gegeven moment zegt een van de hoofdfiguren in de roman het volgende in verband met het succes van Apple, de computerreus: ‘wat wij willen is tienjarige kinderen ertoe overhalen om vijfentwintig dollar te betalen voor een plastic I-Podhouder waar Apple zelf negenendertig cent productiekosten aan kwijt is.’ Alweer een rond getal: valt het u niet op? Vijfentwintig dollar. Tegenover het lelijk onronde getal 39 cent. En we spreken hier over een tarief waarbij de productieprijs vermenigvuldigd wordt met de factor honderd ongeveer. Gij weet toch Vos, dat ik elke zomer confituur maak, met die kilo’s fruit die ik krijg van ons moeder en ik had gedacht: ik ga die potten verkopen als een bijverdienste omdat ik ze toch niet opgevreten krijg. Ik had berekend dat een pot mijzelf zowat 1 euro kostte om te produceren: suiker, elektriek en bokalen. Ik vroeg aan een vent die bij de economische cel van een bank werkte hoeveel ik zou mogen vragen voor een pot. Ik dacht eerlijk gezegd met mijn beschaamde kaken dat ik er toch wel een paar eurocenten mocht bijlappen bij die productieprijs, misschien zelfs een halve euro. “Wel meneer,” zei die vent: “de normale tarieven liggen toch rond de zevenhonderd procent, om winst maken moet gij uw potjes van 1 euro verkopen tegen zeven euro. Dat is de gang van zaken binnen deze sociaal gecorrigeerde vrije markteconomie.” Ik verzin het niet! En nu durf ik die confituur uit eerlijke schroom niet meer onder de prijs verkopen om andere confituurverkopers geen valse concurrentie aan te doen. Wilt gij anders geen potje kopen, Vos? Geef mij vijf euro, dat is een schoon rond getal.’

LUC DE VOS