WAT EEN BEROEP!

Ik richtte mij op een koude lentedag tot een straatmuzikant die op mijn zenuwen werkte omdat ik al mijn zuurverdiende centen had opgezopen en alweer nijdig in het rond liep met een totaal foute kater terwijl hij hier poen stond te scheppen dank zij de vruchten van iemands anders creatieve arbeid.
‘De mensen kiezen altijd de makkelijkste weg’, zo sprak ik tot die gast, ‘als ze kunnen straatmuzikant worden dan hoeven ze zelf geen liedjes te maken en ook geen platencontract te versieren. Dus worden ze gemakshalve straatmuzikant. Dat brengt goed op, dat gebedel. En wat zullen we nu eens spelen denken ze dan, wat had je gedacht van The house of the rising sun? Ja, dat is een mooi lied. Op het eerste gezicht zou je denken, het gaat over Japan, over het land van de rijzende zon en over de Samoerai die hun leven veil hebben voor hun keizer en voor hun vaderland, hun vrouwen en hun kinderen. En dat het gaat over mensen die in alle eerlijkheid een onderzoek hebben verricht in hun geweten en tot de conclusie gekomen zijn dat er moet gekozen worden, dat in het hartverscheurende gebaar van de eigen vrijwillige ondergang de vreugde ligt geborgen van de deemoed en het offer. En terwijl de zon in het ochtendrood uit de grote oceaan rijst en in gigantische zuilen door de wolken breekt zingen zij hun lied: Wij vliegen over de groene velden waar zich de blanke lelie slingert, over de blinkende pagoden waarin de kinderen spelen. Wij vliegen langs de schoorstenen van de werkhuizen waar onze nijverheid bloeit en ons volk aan de arbeid gaat. Wij sturen onze luchtschepen met een blij gemoed. Met vreugde in onze harten storten wij ons op onze vijanden in hun bange schepen. Driewerf banzai en leve onze keizer, leve de overwinning van ons volk.
Maar neen dus, daarover gaat dat niet, the house of the rising sun. Over het offer en de deemoed, daarover gaat het niet’, zei ik. De straatzanger blikte mij angstig in de muil. ‘Neen, het gaat over een hippie die van huis is weggelopen en een beetje heimwee heeft naar zijn mammie, want hij was op zoek naar de liefde en zo en toen was hij in zijn ongeluk gelopen en toen had hij allerlei verkeerde drugs genomen en daar had hij ongelofelijk veel spijt van. Jongens, jongens wat had hij daar nu toch een spijt van. En nu diende hij dus zijn kostje bijeen te bedelen als straatmuzikant al zwervend langs de baan. Het gaat dus over paria’s zoals u die vol zijn van zichzelf en met van die idiote levensangst zitten maar die evengoed leven op het zweet van andere mensen, in uw geval Eric Burdon van the Animals die op deze manier al miljarden aan auteursrechten aan zijn neus heeft zien voorbijgaan’.
Die brave jongen was inmiddels in een hevig snikken uitgebarsten. Ik liet hem achter met zijn verdriet.
Een hevige wroeging greep mij alreeds naar de keel. Nu heb ik deze mens pijn gedaan, zo dacht ik bij mezelf op de weg naar huis. Hij wilde alleen maar een liedje zingen om wat geld bijeen te garen en wat drugs te kopen. Wat kan daar nu verkeerd aan zijn. Eigenlijk ben ik zelf slechts een rondreizende zanger die zijn karig belegde boterham bijeen moet scharrelen op kermissen en volksbals. Jongens toch, wat een beroep! De volgende keer laat ik de mensen met rust. Het is allemaal al triestig genoeg.

Luc De Vos