STUBRU 4
Ik vind Chantal Pattyn zowel funky als sexy. Maar toch vooral funky.
Zijn wij door een te lange vrede in slaap gewiegd, zo luidt de vraag? Liggen wij verdoofd naast het wijnvat. Zijn wij het strijden verleerd en wie zal de wapenen opnemen als de Mongoolse horde op onze vermolmde deuren staat te bonken. Op mij hoeven ze alvast niet te rekenen. Ik doe niet meer mee. Ik heb vroeger al te veel en te hard gevochten. Mijn tanden staan er krom van en ik kijk ook een beetje scheel.
Bert Anciaux belde mij op deze week. Hij had veel goede dingen gehoord over mij. Dat ik zo mooi was en zo vooruitstrevend. Een echte bolleboos op politiek en cultureel vlak. Of ik niet zijn extern adviseur wou worden.
Het komt altijd allemaal op hetzelfde neer: ik doe iets jij zegt iets en ondertussen zijn we weer goed bezig geweest en hebben we ons niet verveeld. Er is van alles gebeurd en alleman is content. En verder is het mijn taak allerhande chiromeisjes te entertainen op zaterdagavond, anders niet. Daaruit put ik de vreugde die mij gaande houdt.
Af en toe maak ik, in ogenblikken van woede en verbittering, gedichten. Want eigenlijk ben ik van oorsprong een dichter. Ik schrijf al gedichten van mijn tien jaar trouwens. Reeds op die jonge leeftijd had ik het therapeutisch effect van een gedegen liefdesgedicht ontdekt. Toen ik elf was begon ik dan plots romans te schrijven. Ik schreef een dozijn avonturenverhalen voor kinderen.
Jongens toch, al die miserie in de wereld. Waar gaat dat eindigen. De mensen zien elkander niet meer graag. Vroeger deden de mensen tenminste nog iets voor elkaar. Als gij honger had dan gaven ze u een boterham en als gij zin had om sex te doen, dan boden de schone vrouwen zich vanzelf aan. Ik heb het zelf nog meegemaakt in mijn tijd. Ik was een eenzame verlegen jongen.
Het was een uiterst terneergeslagen Jean-Marie De Decker die ik een week geleden aantrof aan de toog van café Bij Mariette en Abdoelllah, vlak achter de Wetstraat.
Bavo Claes zat te treuren in café De Brave Moordenaar, een leuk jongerencafé waar ik dikwijls toefde om met de leuke jonge mensen van mijn soort wat te praten over politiek en sociale thema’s zoals het Eurosongfestival.
En dan nu even een ander onderwerp. Want de mensen kunnen blijkbaar deze week maar over één ding praten. Ik vertel u een waar gebeurd verhaal. Ik leerde Pim Fortuyn vijf jaar geleden kennen op de Gentse Feesten. Echt waar. Ik was wakker geworden onder een boom in het Baudelopark. Het moest al in de late namiddag zijn. De zon geselde mijn geschramde kop met haar vlammende stralen. Wat was er vannacht allemaal gebeurd? Het zou voor eeuwig een raadsel blijven. En wellicht was dat maar goed ook.
Ja vrienden, het is weer nieuwjaar en dus tijd om onder te duiken want ik heb dit jaar weer ongelofelijk veel vijanden gemaakt. Maar de mensen willen mij niet begrijpoen. Ik wil overal en altijd vrede stichten. De lieve vrede bewaren.
Om mijn nieuwe prachtplaat verkocht te krijgen moet ik mijn mening over van alles te kennen geven in allerhande publikaties. Of dan vroegen ze onlangs bijvoorbeeld hoeveel ik vroeger masturbeerde en wat daarbij mijn favoriete fantasma was.
Voor de zoveelste keer begaf ik mij als politiek commentator voor omroep Studio Brussel gewetensvol naar die ellendige wekelijkse persconferentie van premier Verhofstadt. De verzamelde schare wetstraatjournalisten had bloed geroken. De economische groei bedroeg dit kwartaal slechts twee komma zeven procent. De regering had nochtans een groei voorspeld van twee komma negen procent. Er hing spanning in de lucht. De messen waren scherp geslepen.
Op de druk bijgewoonde wekelijkse persconferentie van de eerste minister verliep weer alles naar wens. Verhofstadt zei: ‘jongens, we hoeven ons nergens druk in te maken, alles gaat goed in België. Zijn er nog vragen?’
In het verleden bestond Studio Brussel nog niet. Ik spreek nu van de jaren zeventig, toen ik nog een snotjong was. Gelukkig was er Jan Van Rompaey.
Mijn zwijgen strekt zich uit over de koele aarde. Mijn ziel rust in haar bedding van zacht ronkend bloed. Overweldigend geuren de gele rozen in de tuin, aan het firmament onder avondzon fladdert de gouden koperwiek en ik ben in het reine met mezelf.
Het is altijd een verhaaltje dat ik vertel, zeggen ze mij. Het begint ergens en op het einde is het afgelopen. Je ging bijvoorbeeld eens naar de kermis en toen kreeg je daar op je muil van iemand en als je thuis kwam begon moeder hysterisch te brullen omdat je zat was en heel je ellendige kop onder het bloed zat. En de volgende dag kreeg je op je muil van vader je omdat je in bed had gewaterd. En zo verzin je toch honderden verhalen.
De Vlaamse regering heeft deze week een belangrijke nieuwe stap gezet in de hervorming van de Instanties. Omdat ik niet zo dom ben als ik er uit zie werd ik aangesteld als buitengewoon regeringscommissaris om die hervorming in goede banen te leiden.
Ik dacht onlangs bij mijzelf, als we nu net zoals bij de crisis, nu ook een keer gewoon de Euro afschaften dan zijn we van die miserie ook verlost.
Ik belde naar een kabinetsmedewerker van Guy Verhofstadt. Ik zei, ‘Meneer, als we de Euro afschaffen dan zijn we van die miserie toch ook verlost.’
‘Een goede opmerking,’ zei die kabinetsmedewerker, ‘ik zal uw vraag doorspelen aan de premier.’
Ik zat met een hele resem politieke journalisten in café De Dronken Dromedaris te zuipen dat het niet mooi meer was. Ik zei, langs mijn neus weg, ‘zeg, jongens,’ zei ik, ‘het is tien uur, zo meteen begint de parlementaire vergadering, zouden we niet een keer naar daar afzakken?’
Ik was aanwezig in het gebouw van de socialistische vooruitstrevende cultuurliefhebbers. God weet dat ik mijn aanwezigheid goed had voorbereid want het betrof hier een feest ter huldiging van onze meest verdienstelijke artiesten van het afgelopen jaar en heel wat mensen zouden daar te hoop lopen want mensen vertoeven graag in de buurt van andere mensen en meestal komt daar heel veel verdriet en wroeging van maar dat is de prijs die wij als stervelingen gerust willen betalen in ruil voor de hoop die als een chronische zweer in onze ziel voor eeuwig door blijft woekeren.
Ik richtte mij op een koude lentedag tot een straatmuzikant die op mijn zenuwen werkte omdat ik al mijn zuurverdiende centen had opgezopen en alweer nijdig in het rond liep met een totaal foute kater terwijl hij hier poen stond te scheppen dank zij de vruchten van iemands anders creatieve arbeid.
We gingen eens naar Londen omdat we daar moesten zijn voor iets. Vroeg reeds in de ochtend kwamen we aan te Waterloo station. We liepen over de brug naar de overkant van de rivier. Op een paal in het water zat een aalscholver die af en toe naar vissen dook. Die eendvogel was waarschijnlijk gehuurd door de toeristische dienst om aldus het pittoreske karakter van deze streek te beklemtonen.
