STUBRU 11

We gingen eens naar Londen omdat we daar moesten zijn voor iets. Vroeg reeds in de ochtend kwamen we aan te Waterloo station. We liepen over de brug naar de overkant van de rivier. Op een paal in het water zat een aalscholver die af en toe naar vissen dook. Die eendvogel was waarschijnlijk gehuurd door de toeristische dienst om aldus het pittoreske karakter van deze streek te beklemtonen.
We dronken snel wat bier om er in te komen want het was daar bitter koud. Ik at een bord bonen in tomatensaus met wat bloedworst erbij. Ik moet goed nadenken, sprak ik tot me zelf. Ik bevind me te Londen en ik ben een rondzwervend zanger van levensliederen. Moest ik iets anders geworden zijn? Misschien ben ik wel een mislukte zeeman. Is er te weinig liefde in alles wat ik doe?
Op Trafalgar Square gingen we het nationale museum binnen. Van Eyck, Da Vinci en Picasso hingen er aan de muur. ‘Weet je wat het is met die schilderijen, als je er een hebt gezien, dan heb je ze allemaal gezien’, zei ik tot mijn gezellen.
Ik was opeens heel moe van alsmaar op mijn benen te staan. Ik ben heel moe, zei ik tot mezelf, ik moet rusten. Ik ging wat neerzitten op een bank. Toen gingen we een café binnen en ik dronk in een teug een levensgroot glas bier leeg. Ik at een bord met fish and chips met mayonaise en ketchup en erwten. Toen dronk ik alweer een levensgrote pils helemaal leeg en toen nog een.
Ik moest vreselijk plassen. Ik plaste tegen een struik naast de uitgang van de metro. Dat had de politie niet gezien want anders had je een boete. Ik had dus stevig kunnen doorplassen en ik had er veel deugd van gehad en ik had bovendien geen boete moeten betalen. Allemaal goede dingen, dus. Er is zoveel om gelukkig mee te zijn.
Ik kocht een T-shirt met daarop de Engelse vlag en ook een Plaat van Life of Agony. Toen was mijn geld op.
Ik bevind me te London, stond ik alsmaar te bedenken. Is het niet wonderbaarlijk dat ik mij te Londen bevind. Ik heb de reis ondernomen en grenzen daadwerkelijk overschreden en nu bevind ik mij in Londen.
We stonden in een drukke winkelstraat. ‘Ik ben begonnen met masturberen toen ik pas elf jaar was’, riep ik plots luidkeels in mijn Wippelgems dialect. Niemand in de massa reageerde. Wij horen elkander wel maar als puntje bij paaltje komt dan staan we er mooi alleen voor, zo overdacht ik droef. En toch had het Wippelgems weerklonken, luidop te Londen in die drukke Oxford Street. Ik had deze daad gesteld.
Later probeerde ik het nog een keer tegen een taxichauffeur: ‘Je bent een lelijk kalf en je adem stinkt naar een kattelijk dat al een maand in de Thames ligt te dobberen’, sprak ik door het raampje.
‘Pardon?’
‘Could you please get us to the Houses of Parliament’, herhaalde ik zogezegd. Op strategische momenten is het toch aan te raden Engels te praten.
Te Westminster aangekomen woonden wij met nog een aantal andere debiele toeristen een vergadering bij van The House of Lords. Het ging er daar over de maatregelen die de regering diende te nemen tegen de Amerikaanse zalmforel die in 1970 in de Engelse rivieren was uitgezet en nu door overpopulatie een regelrechte bedreiging vormde voor de reeds in moeilijkheden verkerende inlandse soorten. ‘Er is geen eten meer voor de Engelse forellen en de snoeken’, sprak lord Dimbleby.
Daar is niets aan te doen, zat ik bij mezelf te overwegen. De ene soort verdringt de andere en wie zwak is zal ten onder gaan, dat is de wet van de natuur en aldus van de Satan. Zo moet ook de mens verdwijnen en de insekten zullen de wereld veroveren. Dat is tenminste het plan van de Satan. Gelukkig heeft God de mens geschapen om de natuur te bestrijden. Dit alles zat ik stil te overpeinzen, gedurende die vergadering van The House of Lords.
Doch toen was het ons daar in Londen opeens allemaal hartsgrondig beu en we gingen maar weer eens naar huis want daar kun je ook af een toe wat lol trappen.

Luc De Vos