Niemand begrijpt mij

Om mijn nieuwe prachtplaat verkocht te krijgen moet ik mijn mening over van alles te kennen geven in allerhande publikaties. Of dan vroegen ze onlangs bijvoorbeeld hoeveel ik vroeger masturbeerde en wat daarbij mijn favoriete fantasma was.

‘Dat is makkelijk’, antwoordde ik, hiertoe aangespoord door een schrijver bij een bekend weekblad. ‘Vroeger gaven ze van die Franse films op Holland 2 met Angélique in de hoofdrol en dan droomde ik des nachts dat ik een piraat was, een brave vrijbuiter met een ruwe bolster maar met een blanke pit en die had Angélique dan geschaakt. Ik had haar opgesloten in de kajuit en vervolgens diende zij haar onderbroek uit te trekken zodat ik haar flink veel billenkoek kon geven op haar blote poep want ze was stout geweest. Een verrader had ze mij genoemd, ‘vous etes un traitre’, had ze gezegd en daarbij had ze me in het gezicht gespuwd en dat mocht uiteraard niet onbestraft blijven. ‘Arretez, monsieur, arretez’, krijste ze, ‘vous me faites mal!’ Doch telkens ik uit medelijden ophield met meppen ging het weer van: ‘oh non, continuez monsieur, s’il vous plait, continuez, ça fait du bien énormement’. Nu ja, dat behoefde ze mij geen twee keer te zeggen natuurlijk.
Bij dit soort voor de hand liggende taferelen die zich voor mijn geestesoog afspeelden kwam ik dan meestal brullend als een varken klaar. In wezen zit ik heel eenvoudig in elkaar, al blijkt dat niet zo meteen uit mijn poëzie’, zo sprak ik tot de journalist die ijverig noteerde. Hier lustten zijn lezers wel pap van, dat zag je zo. ‘Maar ik heb liever dat je dat allemaal niet in de gazet schrijft hoor’, zei ik, ‘want als mijn moeder dat leest dan ben ik nog niet jarig want ze heeft mij deftige manieren geleerd’. Het angstzweet brak mij reeds langs alle kanten uit.
Gelukkig schakelde die gast over op een ander onderwerp. ‘Waarom zing je altijd dat je droomt over dieren, wat voor onzin is dat toch’, vroeg hij.
‘Eigenlijk haat ik dieren’, hoorde ik mezelf weer op dreef komen want als het erop aan komt kan ik een flink eind weg lullen. ‘Het is bedoeld als beeld voor mensen die een beetje eenzaam zijn en naar iets knuffelbaars verlangen en dat bedoel ik dus cynisch. Het hele idiote knuffelgebeuren. Allemaal gezeik. We leven alleen en we sterven alleen en daar helpt verder geen lievemoederen aan. Ik vind overigens, je moet je niet met dieren bezighouden maar met de mensen. Dieren kennen geen liefde of mededogen. En als ze lekker zijn moet je ze opeten. Ja jongen, we staan daar niet bij stil maar dieren leven constant in oorlog, ze worden voortdurend belaagd door vijanden, ze kunnen elk moment afgeslacht worden. Geen enkel wild dier sterft een natuurlijke dood, ze worden opgegeten als ze oud zijn en niet meer kunnen vluchten. Als ik die idyllische natuurdocumentaires zie over onze vrienden de dieren, jongens toch, daar word ik gek van. Deze hyena heeft alweer een hertekalfje verscheurd, ja want dat is de wet van de natuur, leven en overleven. Denk toch na: de natuur is de grootste tragedie aller tijden. Slechts de mens heeft zich met Gods hulp uit de natuur en uit de tragiek van de zinloosheid losgerukt en nu zijn we samen onderweg naar het mysterie van de eeuwigdurende liefde, naar het huis van onze vader’.
De volgende dag stond er in de gazet dat ik een masturberende dierenbeul was die nog in Sinterklaas geloofde.

Luc De Vos