STUBRU 21

Af en toe maak ik, in ogenblikken van woede en verbittering, gedichten. Want eigenlijk ben ik van oorsprong een dichter. Ik schrijf al gedichten van mijn tien jaar trouwens. Reeds op die jonge leeftijd had ik het therapeutisch effect van een gedegen liefdesgedicht ontdekt. Toen ik elf was begon ik dan plots romans te schrijven. Ik schreef een dozijn avonturenverhalen voor kinderen. Er kwamen vooral veel helikopters en wolven in voor. Het verhaal zelf deed er niet veel toe. Vooral de wolvenjacht waarbij dan vanuit helikopters voltallige roedels wild jankende wolven met een automatisch vuurwapen werden afgeknald, dat vond ik een boeiend onderwerp. Tot ik in mijn vroege puberteit reeds, via een dialectisch denkproces, er mij van bewust werd dat de literatuur in het algemeen en de roman in het bijzonder voorbijgestreefde kunstuitingen zijn die enkel nog beoefend worden door diegenen die te dom zijn om zich te bekwamen in de natuurwetenschappen of te laf zijn om dokter te worden en aidspatienten te gaan verzorgen in Burundi. Toch weten ze via mediakanalen die aan hun zijde staan een intellectueel prestige in de samenleving te genereren. En dit slechts door het verzinnen van verhaaltjes en het uiten van persoonlijke ontboezemingen, en het verruimen van de realiteit. De enige kunstvorm die in deze samenleving werkelijk zoden aan de dijk zet is de popmuziek. Waarom denkt u anders dat ik popmuzikant ben geworden? De popmuziek bulkt van eerlijke, zoekende individuen die ook niet lang naar school zijn geweest maar die toch een dienende rol binnen de samenleving nastreven, namelijk het entertainen van chiroleden op de jaarlijkse T-dansant. Dat is al een gigantische maar noodzakelijke taak op zich.
De roman echter was reeds van bij zijn uitvinding door Herodotos in zoveel voor Christus een voorbijgestreefd genre om de voor de hand liggende reden dat de werkelijkheid niet te verruimen, laat staan te overtreffen valt. Ik bedoel, u kan het zo zot niet verzinnen of de werkelijkheid is nog erger. Meestal dient men in de literatuur de werkelijkheid af te zwakken om het geheel een beetje geloofwaardig te houden voor de lezer. En zelfs al werd met de machtige pen van een Paul Mennes een orgasme beschreven van een vent die op een spijkerbed ligt vastgebonden en door drie dikke negerinnen tegelijk wordt afgebeuld terwijl er ondertussen een geit aan die vent zijn voetzolen likt dan nog is dat allemaal niet te vergelijken met de gevoelens die ik in de werkelijkheid ervaarde toen ik vorige week in een toestand van beneveling aan de Graslei in de Leie was gevallen en pas na een half uur worstelen in doodsangst weer aan land kon klauteren.
Binnen de literatuur blijft na al die eeuwen van ijdel gezwets slechts de poëzie overeind omdat de poëzie de spot drijft met de werkelijkheid. Daarom maak ik dus af en toe gedichten. Vooral in rijmen ben ik goed, want laat u niets wijsmaken: een gedicht dat niet rijmt is als een tijger die niet brult. Luister nu toch eens naar dit gedicht dat ik gisteren schreef: Ik luister naar de regen, ik denk aan hoe het begon,de liefde valt mij tegen, van ellende is zij een bron.
Men kan het toch allemaal maar gewoon opschrijven, dat is allemaal niet zo moeilijk. Het is onbegrijpelijk dat er niet meer mensen gedichten schrijven.

Luc De Vos