HET LOT

Ik ben een boek aan het schrijven. Ik heb hier een honderdtal bladzijden liggen met allerlei woorden en zinnen erop. Die moet ik allemaal nog in de goede volgorde plaatsen.

Ik schrijf altijd maar van alles op en op den duur weet ik zelf niet meer wat ik geschreven heb. Ik weet bij wijze van spreken op bladzijde tien al niet meer wat er op bladzijde vier staat en ik heb ook nooit goesting om dat te gaan herlezen. Bovendien dwalen mijn gedachten voortdurend af. Het is daarom dat ik een gebuisde student was op de school. Ik was al niet te slim en al blokkend kon ik mij hoogstens één minuut verdiepen in de leerstof. En vervolgens zat ik alweer door het raam te staren. Daarnet ook: ik schreef een zinnetje op en toen moest ik plots om een duistere reden aan mijn achternaam denken. De logische etymologische uitleg die de mensen daaraan geven is dat een van mijn voorouders waarschijnlijk een sluwe, slimme rekel was geweest in vroeger tijden. Maar ik heb ooit een keer op een bureel van de spoorwegen gewerkt met een gast uit de streek van Aalst en die gebruikte het woord Vos voor iemand met rood haar. Een van mijn voorouders zal wellicht rood haar hebben gehad. Mijn achternaam betekent wellicht de roste in plaats van de sluwe. Onze achternamen kwamen uit de duisternis der eeuwen en werden gegeven naar aanleiding van een beroep of een eigenschap van een van onze voorouders. Iemand die De Mulder heet die zijn voorouders waren natuurlijk molenaars en De Schepers die waren vroeger herders en de Kremers waren marktkramers en de Baerdemaekers waren baardenmakers oftewel barbiers. Ik vroeg mij op dat moment af of ze over duizend jaar de mensen ook naar het beroep van hun voorouders uit onze tijd zouden noemen en dat ze mensen dan met hun achternaam De Computerprogrammeur of De Garagist of De Regisseur of de Netwerker of de Vlaams Blokker zouden noemen.
Nu, dat was allemaal larie en apekool. Vanwaar kwam deze rare uitdrukking eigenlijk? Dat moest ik dringend eens opzoeken.
Maar kom, ik diende verder te gaan met mijn gezegende arbeid. Ik moest ineens aan chips denken. Ik had met mijn kleine jongen deze week naar Ketnet zitten kijken en daar hadden ze een educatief filmpje getoond over de productie van chips. Ik zie dat graag, filmpjes over hoe dingen gemaakt worden. Eerst kwam er een boer die aardappels oogstte en dan zagen we een camion die naar de chipsfabriek reed. Die aardappelen werden dan geschild in een enorme draaiende trommel en dan, dat was het mooiste, was er een snijmachine die een ton aardappelen in drie seconden in schijfjes sneed en dan gingen die schijfjes in een frituurketel, zo groot, dat hebt u nog nooit gezien en op het einde zagen wij een leuk meisje dat een zakje chips aan het verorberen was. Dat kleutertje droeg een T-shirt met daarop een wasbeer.
Maar kom, nu was het genoeg geweest. Ik moest verder werken aan mijn oeuvre. Maar ik kon die wasbeer niet meer uit mijn hoofd zetten. Ik moest denken aan de Avonturen van Wolle Wasbeer. Dat was een boek dat ik had gekregen toen ik de eerste prijs had gekregen in het eerste studiejaar omdat ik de eerste was van de klas. Ik heb dat boekje hier nog altijd liggen. Het zit hier naast mij in de boekenkast. Vroeger was ik altijd de eerste van klas. Later is dat veranderd en is het enigszins verkeerd gelopen in mijn leven. Misschien werd het tijd om dat vermaledijde boek dat op zulk een schrijnende manier de getuige was van een toekomst die tot het verleden behoorde in de vuilbak te gooien.
Aan wat had ik nu allemaal zitten denken? Aan achternamen, aan chips, aan wasberen en aan een toekomst die tot het verleden behoorde. Hoeveel tijd had ik op dat moment verloren? Ik keek op de klok. Het was tien uur in de ochtend. Ik was om half acht opgestaan, ik had de kleine jongen naar school gebracht, ik had de gazet gelezen, ik had wat op mijn nieuwe Mustanggitaar zitten spelen en toen had ik aan mijn literaire oeuvre willen werken maar in plaats daarvan had ik aan van alles zitten denken, onder andere aan wasberen, die niet een echt essentieel aspect uitmaakten van mijn leven maar er eerder een deelaspect van waren. Er waren tweeëneenhalf uren van mijn bestaan verstreken. Ik had geleefd en geademd. Onze goede vriend John Lennon zei ooit: het leven is datgene wat er met u gebeurt terwijl u plannen aan het maken bent voor iets anders.
Misschien worden wij toch geleid door stemmen van buitenaf. Misschien bestaat er wel een lot dat wij moeten ondergaan, buiten onze wil.

LUC DE VOS