DAG, LIEF MEISJE

Zelzate, gruizelige fabrieksstad. Ik was er vanuit mijn lieflijke stede Gent heengegaan om er in deze donkere dagen mijn licht te doen schijnen.

Er wonen goede mensen daar in Zelzate. Ik speelde er mijn liederen in zaal Het Vervloekte Land. En de mensen zongen allemaal mee. Mijn liederen zijn immers niet moeilijk. Iedereen kan ze naar hartelust meebrullen. Het is een eenvoudige volkskunst die ik beoefen. En toch vinden de mensen het fijn.
Na afloop zat ik in het kleedhok achter het podium nog wat na te dromen. Ik had mijn liederen gezongen en de mensen hadden het goed gevonden. Hier was geen haat geweest, geen partijen die elkander niet konden luchten, die geen wrok om elkander koesterden. Op mijn simpele manier had ik, door mijn liederen te zingen, bijgedragen aan de vrede op aarde. Want waar geen oorlog is, daar is vrede. Zo eenvoudig is het, zo peinsde ik. Vrede is enkel afwezigheid van oorlog. Dat ik daar nooit bij had stil gestaan. Waar liederen gezongen worden, waar met elkander gegeten en gedronken wordt, daar is geen plaats voor twist. Hier heerst vrede, zo dacht ik, en er is hoop voor iedereen. Vrede als zijnde afwezigheid van oorlog. Het lijkt misschien te simpel om dood te doen maar op dat moment leek deze gedachte mij overweldigend, alsof ze mij door de goden werd ingefluisterd. Ik was nogal moe op dat moment. Voor ingewikkelde gedachten had ik op dat moment geen goesting.
Toen ik naar buiten stapte met mijn gitaar in de hand kwam er een meisje achter mij aangerend. Ze riep: ‘Lieve, lieve Vos, wacht op mij, gij schitterende vent!’ Ze was jong en tergend mooi. Ze droeg twee koddige paardestaarten als van Pipi Langkous. Ze was geen kind meer maar nog geen vrouw.
‘O lief meisje, wat kan ik voor u doen, ik heb niet veel tijd, de laatste bus wacht op mij, daar aan de kaai van het kanaal.’
‘Mijn Vos, mijn lieveling, luister naar mij, ik heb zo heerlijk genoten van uw liederen.’ Toen wist zij al niet meer wat te zeggen en liet beschaamd haar tedere hoofd zakken.
Ik zei: ‘is het waar? Die liederen van mij zijn zo eenvoudig, ik zuig dat allemaal maar uit mijn duim tussen de soep en de patatten, moet u weten. Ik bedoel, het is geen Rachmaninov of Prokofiev, bedoel ik.’
Toen wist ik plots ook niet meer wat te zeggen en begon ik net als zij naar de punt van mijn schoenen te staren.
Ze sprak met nieuwe moed: ‘neen, dat weet ik wel, het is goed en rechtvaardig dat gij nederig zijt, zelfkennis is de bron van alle wijsheid, het stelt misschien niet veel voor, uw gezang, maar toch hou ik van u, gij sloddervos, omdat alles wat gij zegt en zingt uit het diepste van uw hart komt, gij zijt een echte mens.’
Opnieuw dacht ik: liefde en vrede zijn niet zeldzaam. Zij liggen op straat voor het rapen. Een traan van ontroering welde op in mijn ene oog.
Ze zei: ‘Ik heb voor u een geschenk gekocht om u te bewijzen hoe zeer ik het leven lief heb.’
Uit haar tas haalde ze een bont pakje met een strikje te voorschijn en overhandigde het aan mij op een enigszins plechtige manier. Ik mocht het pas openen op de bus, zei ze.
Daar scheidden zich onze wegen voorgoed. Ik zwaaide naar haar en riep vaarwel, vaarwel. Slechts een aantal ogenblikken had ons samenzijn geduurd maar het leken wel eeuwen. Twee mensen ergens op een straat ergens op de wereld. Op de bus deed ik het geschenk open. Er zat een meisjesonderbroek in, koningsblauw, van zijde en kant. Ik wist meteen wat haar bedoeling was: neen, niet wat u denkt! Neen, dit geschenk was het symbool van haar overgave aan de liefde die zij in haar bestaan wilde schenken aan allen die naar haar liefde verlangden. Zij zou zich in haar leven, dat nu begon, onderwerpen aan de geheimen van de hartstocht. Zij zou zich in het leven storten, in een leven wellicht met vele ontgoochelingen, maar zij zou het doen met vastberadenheid. En zij wilde dit aan mij toevertrouwen. Zij wilde dit voornemen met iemand delen, een eenvoudige zanger zoals ik, iemand die wist dat die haar zou begrijpen. Hoe kon ze dit beter doen dan mij dit prachtige kledingstuk van kant en zijde te schenken, dat unieke symbool van onderwerping.
Ik reed door de nacht in een bus van Zelzate naar Gent. Er was liefde en vrede in mijn hart. Ik dacht aan haar die ik nooit meer zou terugzien en wier leven nu begon. Dag, lief meisje.

LUC DE VOS