dagboek augustus 2005
Woensdag
Ik ben op weg naar Aarschot om demo’s op te nemen in de huisstudio van Jean- Marie Aerts, de legendarische producer. Demo’s zijn voorbereidende proefopnames. Er wordt hard gewerkt binnen het marktsegment van de popmuziek.
Ik zag Jean-Marie voor het eerst in 1982 in Gent, bij de frituur achter de Vooruit aan de brug over de Schelde. Hij had net in de Vooruit een concert gespeeld met TC-matic. Ik was dol op TC-matic in die tijd en ik wilde ook in een popgroep spelen. Ik geloof dat ik mij dat hele concert lang stond in te beelden dat ik daar in de plaats van Arno of Jean-Marie op dat podium stond. O wonder, ik liep Jean-Marie tegen het lijf aan die frituur. Ik zei dat ik ook popzanger of gitaarspeler wilde worden. Jean-Marie bekeek mij eens raar. Hij sprak geen woord en ging toen zijns weegs.
Bijna vijfentwintig jaar later ben ik op weg naar hem. Hij is de producer van de volgende plaat van Gorki. Werktitel: Get Ready! Met uitroepingsteken. Naar de naam van de roemloos ten onder gegane boysband van een tijdje geleden. Het thema van de plaat is alweer de vergankelijkheid en de verwondering over het voortrazen van de tijd die de mensheid in een val meesleurt. Ik kan het ook niet helpen, dat soort themata, daar leef ik al mee sinds mijn kleutertijd. Ik weet nog dat toen het laatste schooljaar van de kleuterklas was afgelopen, dat ik toen dacht dat er iets definitiefs voorbij was omdat ik naar de grote school moest. Daar ben ik die hele vakantie niet goed van geweest.
Ik vind dat wel een lollige titel, Get Ready! Nu moet ik er hem nog door krijgen bij de andere leden van de band. Want op dat vlak ben ik democratisch. Ze moeten niet alles aanvaarden van mij, ze moeten al genoeg aanvaarden. Op een gegeven moment heb ik gezegd: ik ben de baas. Die jongens zijn slim genoeg om te aanvaarden dat er iemand de baas moet spelen. Democratie is niet altijd zaligmakend. Zeker niet binnen de kunsten.
Jean-Marie en ik kijken naar een DVD van The Rolling Stones, van toen de Stones nog jong waren. Het is werkelijk verbijsterend het spelplezier en de doodeerlijke levensvreugde te kunnen aanschouwen van de jonge mannen die zij toen waren. Zij waren de koningen van hun tijd. De gelukkigste mensen die er ooit op aarde tot dan toe hadden geleefd. Een paar jaar later werden zij door jonge punkers misprezen als zijnde een paar idioten en dinosaurussen en werd hen het recht ontzegd nog langer hun kunsten te vertonen. Nu zijn ook die punkers al op pensioen.
Tot een stuk in de nacht zitten we in de studio muziek te spelen en op te nemen. Ik speel ook op de drums. Het lijkt nergens op want ik kan niet drummen, maar we amuseren ons te pletter. ‘s Nachts om drie uur legt Jean-Marie nog een plaat op van The Who. Jean-Marie houdt van volume. The Who moet tot ver over de velden en wouden van Aarschot te horen zijn. Ik ben bijna doof wanneer ik in het logeerbed kruip. In bed drink ik nog een Duvel en ik eet een maatjesharing die ik van thuis had meegebracht. Dat doe ik altijd na een dag van arbeid, om mijzelf te belonen, en dat is gezond.
Donderdag
Er begint een haan te kraaien en het is nog maar vijf uur in de ochtend. Volgens mij kunnen die hanen tellen. Tussen elke kraai is er een interval van exact drie seconden. Ik begin mee te tellen: kukeleku! Een, twee, drie, kukeleku! Ik doe mijn best om niet totaal gek te worden. Pas na een uur val ik weer in slaap en ik word om twee uur in de namiddag wakker. Ik schaam mij diep om mijn ledigheid.
Een uur later zitten we weer in de studio. Ik speel opnieuw op de drums. Ik voel dat ik er talent voor heb maar ik mis de techniek. Mocht ik er als kind aan begonnen zijn dan was ik misschien een grote geworden. Er zijn zoveel dingen die ik in mijn jeugd heb laten liggen. Ik hoop ooit een keer een tweede kans te krijgen, in een leven na dit leven. Dit leven valt nochtans mee, alle omstandigheden in acht genomen. Even dreigde het mis te gaan, maar toen heb ik mij herpakt en heb ik nog een aantal dingen uit de brand kunnen slepen hoewel er heel veel dingen onherroepelijk in de brand zijn gebleven.
Naast het huis van Jean-Marie staat er een ruïne van een boerderij. Het moet de laatste ruïne van Vlaanderen zijn. Ik was onlangs in Wallonië en daar zijn er nog veel mensen die hun huizen en boerderijen laten verkommeren, wellicht wegens een gebrek aan middelen. In Vlaanderen bestaat dat niet meer. We zijn de rijkste regio van de wereld, op Manhattan na, geloof ik.
De laatste ruïne van Vlaanderen is als het kasteel van Doornroosje overwoekerd door bramen. Ze beginnen al rijp te worden. Ik proef de hitte van de zon in de eerste braambes die ik eet sinds een eeuwigheid. Ik sta op de oude weide naast de ingestorte stallen, een weide vol met blauwe klaver. Een moment lang ben ik in aanraking met een verleden waarin iets helemaal volledig was en nog niet helemaal kapot. Geloof het of niet, maar ik sla een kruisteken. In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, zeg ik luidop. Op het moment dat ik de woorden spreek schaam ik mij diep. Een oprisping van de geest veroorzaakt door de geur van de klaverweide en de smaak van de eerste wilde braambes sinds jaren. Maar het kan ook komen door de Duvel en de maatjesharing van gisteren die nog niet verteerd zijn.
Het is avond. We hebben acht liedjes opgenomen. Ik schrijf de titels op een blad en ik nummer ze van één tot acht. Ik merk dat ik het cijfer acht nog altijd neerschrijf door twee cirkeltjes op elkaar te zetten en dat ik niet zoals de meeste mensen een lus maak in een ononderbroken beweging van de pen, zodat er een rechtopstaand langwerpig oneindigheidsteken ontstaat. Mijn achten zijn heel erg bol van vorm. In het eerste leerjaar had zuster Maria gezegd dat een acht twee bolletjes op elkaar waren en sindsdien heb ik dat altijd zo gedaan. Geen haar op mijn hoofd had er sindsdien aan gedacht de acht in één beweging te schrijven. Ik heb altijd goed geluisterd naar mijn voogden en mijn leraars, en dit vanwege een gebrek aan zelfvertrouwen, denk ik. Pas heel laat ben ik uiteindelijk dan toch een echte man geworden. Maar die acht, die blijf ik nog altijd zo schrijven. Twee bolletjes op elkaar. Dat moet zo van zuster Maria, en die is nochtans al lang dood.
Die demo’s maken is het moeilijkste werk. Het is helemaal vanaf nul beginnen. Maar nu dit werk achter de rug is zou alles van een leien dakje moeten lopen. Ik ben met mijn koe van het ijs. Dat zei mijn moeder altijd, wanneer het moeilijkste achter de rug was. Waren de winters vroeger dan zo streng dat ze met een koe op het ijs liepen? Die koeien stonden toch op stal in de winter? En ze hadden toch bruggen in die tijd? Of waren die koeien losgebroken en waren ze op het ijs van de vaart gelopen? Ik heb het al een paar keer gevraagd aan mijn moeder en ze wist ook niet waar die uitdrukking vandaan kwam. Maar telkens wanneer ik een gevaarlijke opdracht zonder kleerscheuren heb volbracht dan denk ik: jongens, ik ben met mijn koe van het ijs. Wellicht ben ik de laatste mens op aarde die deze zegswijze nog gebruikt en zal ze met mij op een dag sterven.
Vrijdag
Vandaag trouwt Tanja De Metsenaere met Herman Brusselmans in het stadhuis van Gent. Dat mag ik niet missen. Het gebeurt niet alle dagen dat Tanja met Herman trouwt. Tanja heet eigenlijk al jaren Tanja Brusselmans omdat zij haar levenslot aan dat van de schrijver heeft verbonden. Zij leeft voor hem en zijn oeuvre. Het is een van de grote liefdesverhalen van de eenentwintigste eeuw, die verbondenheid tussen deze twee mensen. Iemand moet daar ooit een grote liefdesroman over schrijven. Een schrijver zoals Erwin Mortier zou wellicht de geschikte persoon zijn om deze belangrijke roman te schrijven.
Ik sta er op te kijken wanneer de schepen beide geliefden in de echt verbindt. Die Tanja, zo denk ik op dat moment, dat is echt een botergeile teef die ik een keer achterwaarts in de poes zou wensen te rammen met mijn geslachtsdeel, maar ik laat deze gedachte snel varen vanwege het sacrale karakter van deze plechtigheid.
Op het eind leest de schepen nog een gedicht voor van de Libanese schrijver Kahlil Gibran, een aantal verzen gedrenkt in wijsheid. Ik dacht dat die Gibran al lang van het toneel verdwenen was. In mijn tijd, ik spreek van de jaren zeventig, was Gibran één van de grote vier: Herman Hesse, Antoine de Saint-Exupéry en Rabindranath Tagore en ook Kahlil Gibran dus. Die mensen werden te pas en te onpas in de lessen godsdienst en in misvieringen opgevoerd. Het waren wijze mannen die aan de hand van hun verzen de mensen aanraadden stil en ongedwongen in het leven te staan en aandacht te koesteren voor het mysterie van de schepping en de eigenheid van de ziel van het individu. Niemand van die mensen die ons dienden te onderwijzen heeft toen ooit de geachte geopperd dat het er in dit leven op aankwam zo veel mogelijk de liefde te bedrijven, alcohol te drinken en chemische drugs te gebruiken. In het licht van de ondergang van elk individu, in acht nemende dat er geen leven na dit leven bestaat en dat men het moment dient te grijpen voor het te laat is, zou dit nochtans de voor de hand liggende aanbeveling zijn. Hoewel de wereld met zijn voortdurende aandacht voor een ongebreideld hedonisme daar nochtans lijkt op aan te sturen, wordt het meest voor de hand liggende ons echter voortdurend afgeraden. Nu ook dus door de deze schepen van de stad Gent. En het is nochtans een VLD’er en een franc-maçon.
‘s Avonds op het trouwfeest van Tanja Brusselmans praat ik met de schrijver Herman. Ik zeg dat ik mijn volgende plaat Get Ready! zou willen noemen. De schrijver raadt mij zulks af omdat Hugo Matthijssen ooit een keer een plaat heeft gemaakt die Dag Allemaal! heet. ‘Stop een keer met die eeuwige ironie, Vos!’, zo raadt de schrijver mij aan, ‘het leven is te kort om alles in twijfel te trekken en om alles te lachen. Zegt wat gij te zeggen hebt, uw tijd is kort.’ Dat is een goede raad van Herman die ik zeker niet in de wind zal slaan.
Op het feest drink ik zeker wel tien whisky-cola’s om wakker te blijven want ik ben zo moe als een hond geworden van ondertussen altijd maar na te denken over een nieuwe titel voor onze volgende plaat. Die dranken worden mij gratis geschonken door het pas getrouwde koppel. Het kan niet op, hier in het westen. Wij leven in het meest luxueuze bejaardentehuis van de wereld, heb ik ergens gelezen. Over een paar tientallen jaren zullen wij allen zijn heengegaan. In India wonen er dan twee miljard mensen. Ons rijk zal ten onder gaan door de eenvoudige macht van het getal. Die mensen zullen ons rijk overnemen en ik wens hun daarbij veel geluk.
Zaterdag
Ik ben met mijn vrouw en kind op weg naar de kusten van Normandië. Mijn vrouw en ik zwijgen want het kind voert het grote woord. Hij zegt: ‘weet u wat ik doe met verraders? Verraders die stop ik in een doos en ik gooi die wel honderdachtenzeventig kilometer ver in een vuilnisbak. Lafaards die krijgen een aparte behandeling, die zal ik ook wel eens een lesje leren. En kent u Fatcat Casino? Fatcat Casino dat is een verraderlijke dikke kat uit de onderwereld die van Knabbel en Babbel eekhoornpastei wil maken.’
Driehonderd kilometer lang duurt zijn monoloog. Wanneer wij de stad Dieppe binnenrijden zijn ma en pa in een zenachtige toestand van doofheid beland. Zonder kinderen zal onze soort uitsterven. Maar ik vraag mij af wat ze de kinderen allemaal wijsmaken op de televisie. Ik neem mij voor het televisietoestel een dezer dagen met een voorhamer te vermorzelen. Dan zal gerechtigheid geschieden!
Diep in Frankrijk spelen ze op de radio een liedje en dat liedje heet Maria por favor. Het is de nieuwe hit van een Franse zangeres. Het is nieuw en toch heet dat lied Maria por favor. Het kon evengoed I love you tonight hebben geheten. De mensen doen geen enkele moeite meer om iets nieuws uit te vinden. En dat komt omdat de mensen conservatief zijn, ze willen alleen maar dingen horen en denken en weten die ze al kennen. De meeste mensen zijn conservatief. Links en vooruitstrevend zijn is een luxe tijdverdrijf voor een aantal intellectuelen. De mensen willen met rust worden gelaten, daar helpt geen lievemoederen aan.
Vlak bij ons hotelletje hangt er aan de zijgevel van een bakkerij een bord met daarop de mededeling: ‘Vers stokbrood, heerlijk!’ In het Nederlands dus. Hier moeten Hollanders langsgekomen zijn. Die hebben deze Franse bakker er toe aangezet zijn stokbrood te adverteren als zijnde heerlijk. Wanneer ik de term ‘Hollander’ en de term ‘heerlijk’ aan elkaar dien te verbinden in mijn geest, word ik op slag diep ongelukkig. De inwoners van het land Nederland, die ik een warm hart toedraag, zouden zich moeten bezinnen of ze bepaalde termen zoals het woord ‘heerlijk’ niet aan het verpesten zijn. Ik doe een oproep: bezint u, Nederland, nu het nog kan. Stop met reizen, blijf gewoon thuis, laat Frankrijk een oord van rust blijven.
In Dieppe zien we de zee, die heerlijke zee. Ik lees in de gids dat Dieppe ‘diep’ betekent. Van het Scandinavische woord ‘diep’, blijkbaar. Normandië is een vikingkolonie. Honfleur komt van het woord Hornafjördur en betekent ‘gehoornde fjord’. De naam van het stadje Caudebec betekent ‘koude beek’. Dat wist ik allemaal niet, dat is toch uiterst interessant. In de jaren achthonderd werd het de Vikingen te koud in Scandinavië en toen kwamen die Vikingen naar hier en ze stichtten hun rijk Normandië. Het rijk van de Franken stortte ineen en heel Frankrijk en Engeland viel ten prooi aan de Vikingen. Ik vat het nu wel rudimentair samen, die geschiedenis. Maar zo gaat het immers: rijken storten in en nieuwe rijken worden gesticht. Het lijkt alsof ons rijk eeuwig is hier in het westen, maar het is alleen maar logisch dat het zal instorten, in het licht van de gebeurtenissen in de geschiedenis. Daar helpt geen lievemoederen aan. Iemand van de VLD-jongeren opperde het idee dat wij er dienden voor te ijveren dat alle Indiërs in de nabije toekomst een auto en een mobiele telefoon en een digitale televisie zouden verwerven en dat ze dan ginder zouden blijven. Ik heb toch liever dat ze naar hier komen, er zijn al genoeg van die overbodige dingen.
zondag
Vandaag de hele dag op het strand aan de krijtrotsen.
Ons kind vindt alles fantastisch. Een steen, en nog een steen en nog een steen, een dode krab, een steen en een witte steen en ook nog een bruine steen. Allemaal fantastisch. Dat is het verschil met mij. Ik vond vroeger ook alles fantastisch maar nu niet meer. Mijn kind is nu al mijn beter ik. Ik neem mij voor een betere ouder te zijn voor mijn kind dan mijn ouders waren voor mij. Ik had de indruk dat mijn ouders eerder teleurgesteld waren in mij. Niet dat ze iets groots verwachtten. Maar er had meer in gezeten. Dit is een illusieloze tijd. Ik verwacht niets van dit kind. Nooit zal het mij teleurstellen. Het leeft op deze planeet. Het hoeft alleen maar op het strand te spelen en stenen te verzamelen. Er zijn zoveel stenen. In elke steen bevinden zich zoveel moleculen als er sterren zijn in het heelal. Misschien is elke molecule een universum op zich. En in ons ene universum dat wij kennen bestaat er tenminste op deze ene planeet de liefde. Het is bijna onmogelijk dat er geen god bestaat. Soms denk ik dat ik een creationist ben.
Uit een lage rots druipt water. Hier moet een kleine beek uitmonden die zich van de rotsen stort. Er hangt een touw aan de rotsen, wellicht daar geplaatst door de plaatselijke kantonnier die zijn stroomgebied moet controleren. Ik begin het touw te beklimmen. Ik geraak vijf meter hoog. Dan moet ik het opgeven. In de turnles vroeger hingen er ook van die touwen, wel een stuk of tien, en die kon ik makkelijk zonder mijn voeten te gebruiken, enkel met mijn handen alle tien na elkaar beklimmen. Er zat wellicht een olympische medaille in voor turnen. Dat heb ik ook allemaal zomaar laten varen.
In de namiddag bezoek met het gezin aan Le bois des Moutiers, een wereldberoemde tuin aan de Normandische kust waar vooral Engelse toeristen dol op zijn. Deze tuin is beroemder dan die Giverny, u weet wel, een eindje verder, bekend van de schilderijen van Monet. Le Bois des Moutiers is een aard paradijs. Een negentiende-eeuws Disneyland voor de aristocratie van toen. Zo zou de hemel er moeten uitzien volgens de catechismus en de illustraties in mijn handboek van gewijde geschiedenis. Mocht ik er een week moeten vertoeven, ik zou sterven van verveling, denk ik. Van de weeromstuit zie ik visioenen van stripteasebars, discotenten en alles wat de wereld aan wereldlijkheden te bieden heeft. Misschien hebben Adam en Eva bij volle bewustzijn in de appel gebeten om er van af te zijn, van die tuin van Eden waar werkelijk niets menselijks te beleven viel. Zij hebben zich in de wereld van de zonde gestort en zich laten verjagen want dan konden zij tenminste nog wat lol trappen.
In het hotel eten we oesters en ook elk een kwartel en we drinken een fles champagne leeg en ik voel een hevige liefde voor mijn vrouw en kind ontvlammen. Dat heb ik altijd wanneer ik op mijn gemak zit. Er hangen schilderijtjes aan de muur die te koop zijn. Dat is de mode in Frankrijk. Plaatselijke amateurs mogen hun werk in de plaatselijke hotels hangen, in de hoop dat een of andere toerist hun werk zal kopen net omdat dit werk zo plaatselijk is.
Op onze tafel staan plastieken bloemen, maar er staan wel druppels water op. Ik betast de druppels en ook die blijken van plastiek te zijn. Ik voel een liefde in mij ontbranden voor de ontwerper van deze artefacten. Die denkt waarschijnlijk: de mensen willen bedrogen worden, laat ik de mensen in deze tegemoet komen.
Maandag
De kustdorpjes tussen Dieppe en Le Havre krijgen deze augustusmaand het bezoek van het circus Franky. Een gezinsonderneming. Elke avond een voorstelling in een volgend gehucht en tussendoor zelf de tent opbouwen en afbreken. Heel de familie Franky helpt mee. Moeder zit aan de kassa. We kopen tickets. Ons kind is nu al vastbesloten om niet uit de toon te vallen en schreeuwt de hele tent bij elkaar. Samen met het begin van de voorstelling wordt ook de popcornplofmachine in gang gestoken, het verlangen naar de pauze is reeds ingezet. Vader probeert een paard te doen luisteren dat niet wil luisteren. Drie dochters doen iets met hoepels, balletjes, ringen. Een zoon van acht verkleed als clown vertelt schuine moppen. We zien een berggeit die van een klimrek dondert en drie lama’s die een applaus verdienen omdat ze niet op het publiek spuwen. In de coulissen staat een familie die met de moed der wanhoop een familietraditie in ere en het hoofd boven water probeert te houden. Vader regeert met ijzeren hand, kinderen en moeder met de daver op het lijf. In zulk een familie geboren worden en geen zin hebben in het circusbedrijf. Droom ik dit of is dit echt? In een socialistisch paradijs zouden deze dingen niet bestaan. Maar dien met dit gezelschap een subsidiedossier in bij de Vlaamse regering en u zit voor jaren op rozen: Gentse feesten, Theater aan zee, wie weet extra reissubsidies voor het theaterfestival van Avignon.
Dinsdag
We rijden naar huis langs Rouaan. Rouaan is een van die Franse steden die een Nederlandstalige naam heeft. Ik ken er verder maar twee: Parijs en Rijssel. Het is heerlijk de naam Rouaan te kunnen neerschrijven. Dat is nu is echt heerlijk, dat zouden ze in Holland moeten begrijpen, dat het begrip ‘heerlijk’ moet bewaard blijven voor speciale gelegenheden.
We gaan met ons kleine gezin op bedevaart naar de place du Vieux-marché in Rouaan alwaar de heilige maagd Johanna van Arc haar vuurdood tegemoet ging. Het was een maagd, een kind nog, die het woord van de waarheid en de rechtvaardigheid in die tijden van wanhoop moest gaan verkondigen. In die tijden waarin de wereld op haar laatste benen liep, in die tijden waarin geen toekomst meer in zicht was voor het menselijke ras, waarin geen mens nog geloofde dat een andere mens nog enige waardigheid bezat en enkel trachtte te overleven in dit tijdelijke ondermaanse en waarin zelfs het christendom haar ondergang tegemoet ging.
Hier staan wij op de plek waar ooit haar brandstapel stond, opgericht door onverschilligen die meenden dat zij een psychiatrisch patiënte was. Dag lieve, goede Jeanne. Wij groeten u van over de eeuwen heen. Dag Jeanne, reine maagd, kind van een goede god. Wij gedenken u in onze gebeden. Blijf voor eeuwig leven in ons hart.
Ik neem op dat moment het goede voornemen een keer Gibran en Tagore en de Saint-Exupéry en Hesse te gaan herlezen.
Woensdag
Thuis in onze goede stad Gent. Ik zie mijn vrienden van mijn popgroepje terug. We mogen zondag spelen op het festival van Dranouter. We lagen zes maanden stil. Veel te lang. We repeteren onze oude liedjes in een lokaal ergens aan de Dendermondse Steenweg. Ik ben de helft van mijn gitaarpartijen vergeten. Ik was ook vergeten dat onze liedjes zo mooi waren. En mijn vrienden, zulke vriendelijke, prachtige mensen!
Ik doe dat graag, in een popgroepje spelen. Ik geloof dat ik te romantisch ben voor deze harde wereld.
LUC DE VOS
Comments are closed.