IJDELHEID ZAL DE WERELD REDDEN

Ik ontdekte pas op mijn achttiende hoe mooi ik was. Voor die tijd was ik een onopvallend jongetje dat zijn dagen op kostschool in het college sleet.

Ik had nooit iets van mijn fysieke aantrekkelijkheid gemerkt. Ik was te veel bezig met overleven. Met de alledaagse dingen zoals honger en dorst. Op die kostschool was het eten niet te vreten. Ik leefde op soldatenkoeken en appels en peren en bananen die ik meenam van thuis. Goede vrienden had ik er niet. Mijn medegevangen waren allemaal van die grijze muizen met wie ik wel kon opschieten, maar een onvergetelijke indruk hebben zij bij mij niet gelaten. Ik kan mij, twintig jaar later, geen enkel gezicht van die jongens nog voor de geest halen. Ik was heteroseksueel in die tijd maar ik kende ook geen enkel meisje, alleen een paar onopvallende meisjes uit mijn dorp die ik heimelijk bespiedde tijdens de eucharistieviering en op de botsautootjes en met wie ik sowieso geen gesprek zou hebben kunnen voeren. Wat had ik in godsnaam te vertellen? Van de weeromstuit werd ik verliefd op een jongen uit een lagere klas. Ik zag hem vaak in het zwembad. Het was een blonde jongen. Zijn gezicht zie ik nog voor mij in mijn diepste dromen.

Dit alles lijkt een tranerig verhaal maar ik kon er mee leven, met dat soort dingen. Ik zag al dat leed op mij afkomen en ik vond het de normaalste zaak van de wereld. Ik was jong en ik dacht: wie jong is die weet nog niet veel van het leven en die zal vele teleurstellingen en ontgoochelingen tegemoet gaan, maar wie weet komt het ooit allemaal wel een keer goed. In een flegmatische, stoïcijnce berusting sleet ik mijn dagen.

Toen ik achttien werd en uit de kostschool was ontsnapt nam ik elke dag de bus naar de hogeschool waar ik mijn broek versleet zonder dat ik er ooit een diploma zou halen. Het begon mij op te vallen dat ik op straat werd nagekeken, door jonge meisjes maar ook door oudere vrouwen. Ik begon mijzelf in de spiegel te bekijken. Voor het eerst bemerkte ik het putje in mijn kin. En mijn diepe donkere ogen. Mijn prachtige volle lippen. Ik geloof dat ik daar en toen verliefd werd op mijzelf. Ik had al een tijd mijn haar laten groeien dat nu als een plechtige sluier op mijn schouders hing. Ik leek op een renaissance-engel, door Titiaan geschilderd. Ik had een zachte wollen baardgroei die wel op engeltjeshaar geleek. Mijn neus en mijn wangen gloeiden. Dat waren de hormonen die door mijn lijf joegen. Ik was verliefd op de gehele wereld maar vooral ook op mijzelf. Terzelfder tijd was ik onmachtig mijn gevoelens van liefde in de praktijk te brengen. Af en toe ging ik uit. Verder dan wat machteloos geschuifel op de dansvloer bracht ik het niet. Ik voelde nochtans de blikken van meisjes op mij gericht. Of was dat een waanbeeld van mij? Ik slaagde er niet in enige beklijvende woorden uit mijn mond te persen bij vrouwen die mij om mijn schoonheid bewonderden.

Ik weet nog dat er een fuif was en dat ik er een meisje uit Zelzate ontmoette, een eenvoudig arbeidersmeisje dat in een naaiatelier werkte en liefde voor mij voelde. Maar ik geloof dat ik meer wilde. Ik keek veel te veel naar Franse films in die tijd. Ik zat te wachten op een of andere Franse filmster, op mijn droomprinses. De mensen die ik in de werkelijkheid ontmoette wekten te weinig mijn verwondering. De liefde van dat meisje versmaadde ik. Ik ben haar een keer gaan bezoeken, op haar uitdrukkelijk verzoek. Haar vader en moeder zaten naar televisie te kijken. We zeiden niet veel. Na een uur zei ik dat ik de laatste bus huiswaarts moest nemen. Dat was een leugen. Zo gaat het altijd: de liefde die men kan krijgen die wil men niet, en de liefde die men wil die krijgt men niet.

Pas jaren na deze feiten mocht ik de lichamelijke liefde leren kennen. Misschien was ik door de goden gestraft, net als Narcissus. Kent u het verhaal van Narcissus uit de Griekse Mythologie? Hij was een beeldschone jongeling, die de liefde van de bergnimf Echo versmaadde. Echo kwijnde weg uit verdriet. Enkel het geluid van haar stem bleef naklinken op de aarde. De wraakgodin Nemesis strafte Narcissus en gaf hem de liefde in voor zijn eigen spiegelbeeld dat hij in het water zag en dat onbereikbaar en ontastbaar was. Telkens als hij in het water greep ontvluchtte hem zijn geliefde zelf, zodat hij van verlangen verteerde. Uit medelijden veranderden de goden hem in de naar hem genoemde bloem. Soms gebeuren er mythische dingen in het echt, ik kan het ook niet helpen.

Tot zover het verre, droevige verleden.

Ik ben al meer dan tien jaar zanger van een popgroep en ik ben allang niet meer het engeltje van toen. In tegenstelling tot vroeger zorg ik ervoor dat elke dag van mijn bestaan een feest is. Ik heb geen tijd meer te verliezen. Vroeger praatte ik nooit met mensen. Ik was eenzaam. Nu wil ik elke dag mensen ontmoeten en ermee praten en praten, alsof mijn leven ervan af hangt. Ik heb nog al mijn haar, hoewel ik er niet zou om treuren mocht ik kaal worden. Ik ben er al veertig ondertussen en flink aangekomen. Meer dan tachtig kilogram voor één meter zeventig. Ik ben groot van geest maar klein van gestalte. Dat heb ik nooit erg gevonden. Groot worden lukt niet meer maar ik zou wel kunnen vermageren. Maar daar heb ik geen zin in, ik ga veel te graag uit. En wanneer ik ga spelen met mijn groepje dan drink ik liters bier. Ik word niet ernstiger met ouder worden. Integendeel. Nu, rond mijn veertigste heb ik het gevoel dat ik allerlei gemiste kansen, uit de tijd dat ik nog een Narcissus was, dat ik al die kansen nog moet gaan inhalen voor het te laat is. Mijn uiterlijk is daarbij geen sta in de weg. Ik heb de indruk dat de mensen mij ondertussen een beetje kennen en mij aanvaarden zoals ik ben: de immer goedgeluimde, nogal fors uitgevallen vrolijke losbol die enorm graag lawaai maakt met zijn gitaar en die ervan geniet in de microfoon te staan brullen en graag liters bier drinkt.

Met ouder worden kweekt men een soort savoir vivre, zo zal ik het maar noemen. Men begint een vorm van rust uit te stralen, denk ik. Dat vinden vrouwen wellicht aantrekkelijk. Zou het daarom zijn dat heel wat vrouwen voor een oudere man kiezen, omdat ze gek worden van het neurotische gedrag van al die jonge gasten die vinden dat ze van alles moeten bewijzen?

Kleren vind ik niet echt belangrijk. Ik heb wel nog nooit een das gedragen. Ik draag jeansbroeken en truien en T-shirts. Misschien is dat een soort statement. Ik heb er nog nooit bij stil gestaan. Juwelen heb ik ook nooit gedragen. Tattoos heb ik ook niet, er staan genoeg dingen in mijn ziel gekerfd. Vorig jaar kocht mijn gemalin, die lieve schat, voor mij een paar schoenen van Prada. Ik vond die schoenen niet mooier of lelijker dan mijn ander paar schoenen. Ik heb inderdaad maar twee paar schoenen. Wanneer die versleten zijn koop ik er opnieuw twee paar. Van Gucci dit keer. Of van Prada, maakt mij niet uit.

Ik vind van mezelf dat ik niet ijdel ben, hoewel ik ijdelheid in wezen een deugd vind. Mensen die niet ijdel zijn, die zich distantiëren van het uiterlijke, die niet een vorm van decadentie toelaten in hun leven, dat zijn vaak vals bescheiden mensen die zich innerlijk beter voelen dan andere mensen. Zij kijken neer op de grillen van de moderne samenleving en het geestelijke voeren zij hoog in hun vaandel. Maar diep in hun hart sterven zij van afgunst om de levenslust van mensen die zich niet geremd voelen op dat gebied en die in het volle leven staan en volop genieten van hun eigen lichaam en van het wereldse. Ikzelf doe niet anders dan genieten van de ijdelheid van vrouwen. Ik vind het prachtig als mijn gemalin hier in huis in het rond dartelt met haar nieuwe roze wollen slaapkleedje aan terwijl ze haar pumps van Gucci draagt omdat ze zogezegd haar pantoffels niet vond. God weet dat ik de ijdelheid der vrouwen aanbid. Ik aanbid die weerzinwekkende furies die mannen in hun netten vangen met hun minirokken en met hun zwarte nylons. Ik denk trouwens dat de jonge meisjes van nu minder gereserveerd zijn dan de meisjes uit mijn jonge jaren. In de jaren zeventig droegen zowel de jongens als de meisjes een jeansbroek van Lois en een wollen trui, zomer en winter, ook om uit te gaan. Toen ik dit weekend in de hippe discotheek de Culture Club hier in Gent binnenviel leken al die meisjes uitgedost alsof ze uitgenodigd waren op het bal van de prins van Monaco. Ik kan die evolutie enkel toejuichen.

Ik hou ook hartstochtelijk veel van oudere vrouwen die de ijdelheid omarmen. Ik zag gisteren een vrouw van pensioengerechtigde leeftijd de chique klerenwinkel Obius aan de Vrijdagmarkt buitenstappen met een tas vol nieuwe kleren. Ze had lederen laarzen aan met torenhoge hakken, haar lippen waren bloedrood geverfd en ze droeg van die grote ronde gouden oorbellen. Ze zag er zielsgelukkig uit. Ik kreeg er de tranen van in mijn ogen en ik dacht: ijdelheid zal de wereld redden.

LUC DE VOS