FRANKIE GOES ANYWHERE

Die jonge gasten van tegenwoordig die popmuzikant willen worden, die hebben splinternieuwe gitaren en een GSM en een lief, maar in mijn tijd hadden wij dat allemaal niet.
Niets hadden wij, helemaal niets. Als wij eens wilden telefoneren om bijvoorbeeld de ambulance te bellen omdat we uit een boom waren gevallen, dan kregen we eerst nog wat lappen op onze kop van vader en dan moesten wij nog zelf met een stuk van vijf frank naar een telefooncel strompelen, twee kilometer verderop, om de ambulance te bellen. En toen kwam vader er ons in het ziekenhuis nog wat stampen bijgeven omdat we naar zijn zeggen expres uit die boom waren gevallen om op ons gemak wat in het ziekenhuis de leeghanger uit te hangen met ons gebroken been in plaats van op de boerderij mee te moeten helpen de varkens te slachten en de konijnen te kastreren. Toen ik tegen mijn moeder zei dat ik popmuzikant wou worden gaf ze mij een lap tegen mijn gezicht. ‘Ga de rapen uit de grond gaan trekken,’ brulde ze, ‘of ik sla u kreupel!’ In het geheim had ik in een hok op de boerderij een repetitieruimte getimmerd van waaruit we de wereld gingen veroveren. Het was in de tijd van Frankie goes to Hollywood. Ik zei tegen die gasten die met mij wilden meedoen dat homoseksuele mensen enorm populair waren bij het vrouwvolk. Ik zei: ‘als ge zegt dat ge homo zijt dan komen ze zo rond uw nek hangen en bieden zij hun lichaam aan want ze willen allemaal seksuele handelingen stellen met een homoseksuele vent, om te kijken of dat ook zo leutig is als met een echte vent. En om het simpel te houden noemen we onze groep Frankie goes anywhere, dan weten de meisjes ook meteen welk vlees ze in de kuip hebben.’ Onze drummer klopte met twee pollepels op de spatborden van een afgedankt VW-kevertje en ik had zelf een gitaar ineen gestoken met het kamwiel van een oude velo, de elektrische motor van een kapotte wasmachine en een halve kilometer verroeste ijzerdraad voor de snaren. Lawaai dat dat spel maakte! Toen moeder kwam kijken waar dat gejank vandaan kwam stond ze plots oog en oog met mijn zelfgemaakte gitaar. ‘Wat zijt gijlie aan het doen?,’ vroeg ze. ‘O niets, moeder,’ sprak ik snel, ‘we zijn de radiateur van onze tractor aan het repareren.’ Het hardst heb ik gezweet toen moeder mij ontdekte op de zolder waar ik voor de ineengezakte spiegelkast van mijn overgrootmoeder mijn homoseksuele podiumact stond te oefenen, enkel gekleed in een zwarte rubberen onderbroek die ik ook al zelf had ontworpen, met stukken rubber van de versleten banden van onze tractor. Moeder was te stomverbaasd om een woord te uiten maar stond met moordzucht in haar ogen klaar om mij het pak rammel van mijn leven geven. ‘Ha, moeder,’ zei ik, met een kop zo rood als een tomaat. ‘Ha, moeder, goed dat gij eens komt kijken: om te besparen op het waspoeder en omdat ge zoveel onderbroeken niet meer zoudt moeten wassen heb ik de rubberen onderbroek uitgevonden, zelf gemaakt van tractorbanden, die moet ge nooit meer wassen, alleen wat afspoelen onder de kraan en klaar is kees. Zijt ge nu niet content?’ Mijn moeder viel mij huilend in de armen: ‘dat ik dat nog mocht meemaken, mijn zoon die mij zo goed helpt in het huishouden, nu kan ik in plaats van onderbroeken te wassen, gaan kaarten met de andere boerinnen van de boerinnenbond.’ Ondanks al die miserie zijn we met Frankie goes anywhere toch nog beroemd geworden in Oost-Duitsland, de toenmalige DDR, omdat we daar konden toeren in het voorprogramma van Einstürzende Neubauten. Die zanger van de Neubauten, die loser Blixa Bargeld had gehoord dat er in België ook een sympathiek homoseksueel groepje bestond dat op ketels en spatborden klopte en muziek maakte aan de hand van wasmachinemotoren en tweedehandse cirkelzagen. Die onnozelaar dacht dat wij dat expres deden, lawaai maken met al die versleten elektrische rommel, maar wij wisten van niet beter. U kunt alle mensen de hele tijd voor de gek houden, dat is echt niet moeilijk binnen het kader van de popmuziek.

LUC DE VOS