MAKKERS STAAKT UW WILD GERAAS

Tot aan mijn twintigste had ik nog nooit een boek gelezen. Wij waren met negen thuis en wij keken naar de televisie, zoveel en zo lang mogelijk.

Reeds om zeven uur ’s avonds schaarden wij ons allen in een kring van broederschap voor het scherm en staarden wij naar heel die reeks van wondere series en feuilletons en showprogramma’s, naar de Fabeltjeskrant of naar een documentaire over het oerwoud van Borneo of het delven van kopererts in het Andesgebergte en natuurlijk keken wij ook naar het beste televisieprogramma ter wereld, het tot op heden nog steeds onovertroffen Toppop met Ad Visser en Penny De Jager die de liederen die werden ten gehore gebracht op choreografische wijze illustreerde aan de hand van dansbewegingen.
Wij waren allen diep en diep gelukkig. Het is schier onmogelijk te bevatten hoe diep gelukkig wij waren in dat verleden.
Jongens toch, gelukkig dat wij waren.
Op een dag is de televisie ontploft tijdens een regeringsmededeling van Rika De Backer die toentertijd minister van cultuur en koloniën was.
Op dat eigenste moment, het moment van de ontploffing was bij ons toen het inzicht ontstaan dat wij allen op weg zijn naar de dood en dat daar als het ware geen lievemoederen aan helpt. De mens, hij komt alleen, hij leeft alleen en hij gaat alleen, ook dat inzicht zocht zich van onze hersenen een weg naar ons hart alwaar het heel ons verdere leven als een donkere waarheid zou blijven rusten.
Daar wij heel erg arm waren thuis sprak mijn moeder: geachte huisgenoten, let’s face it, de televisie is kapot en er is geen geld om een nieuwe te kopen. Hier moeten onze wegen scheiden. Ga allen het huis uit en de wereld in, knip uw haar af en zoek werk. Vind u een levenspartner en sticht een gezin. Doe iets, in Godsnaam. Laat dit een tijd zijn van handelen. Gooi de deuren wagenwijd open. Smeed uw plan en voer het uit.
Toen echter niemand van ons aanstalten maakte om ook maar een voet te verzetten zeide mijn moeder tot mij: Vosken, want mijn moeder noemde mij altijd Vosken, Vosken zeide ze, ga in de bibliotheek eens wat boeken halen dan kunnen we wat lezen of zo om de tijd te passeren.
In de bibliotheek van Wippelgem waren bijna alle boeken zoek of verloren geraakt omdat geen enkele der dorpsbewoners ooit zijn boeken terugbracht. Alleen nog twee boeken van Paul Mennes en een exemplaar van De Avonden van Gerard Cornelis van het Reve die stonden er treurig en beduimeld op de plank. Niemand wilde deze werken lezen omdat deze auteurs door het volk werden gehaat vanwege hun vunzige levenswandel, luidde het oordeel van de bibliothecaris. Ik nam ze toch maar mede naar huis.
Opnieuw thuis aanbeland scheurde ik de boeken uiteen en gaf aan elk der talloze huisgenoten een aantal bladzijden ter lezing.
Er ontspon zich na enige tijd een levendige discussie. Mijn broer Erik nam het woord. Naar mijn mening is die Paul Mennes toch een zeer goede schrijver, zei hij. Vooral die rake typeringen en gelaagde karakterschetsen, dat is toch allemaal in wezen zeer goed. Dit hoofdstuk hier bijvoorbeeld waarin jongelui een slapende verzopen zwerver in brand steken en de hoofdfiguur daarna het vuur gaat blussen door middel van een urinestraal uit zijn roede, qua rake typering en gelaagde karakterschets is dat toch moeilijk te overtreffen, geloof ik.
Ikzelf wierp echter tegen: De kampioen van de rake typering en de gelaagde karakterschets is zonder twijfel deze Gerard Cornelis van het Reve. De manier bijvoorbeeld waarop hij de vaderfiguur raak typeert en van deze man ook een gelaagde karakertschets weet te schetsen is zonder meer zeer goed te noemen.
En dan die paragraaf waarin de held Frits van Egters zijn wit speelgoedkonijn aan het martelen slaat omdat het stout is geweest, dat is toch vreselijk om te lachen qua humor, zo meen ik.
Er ontstond een enorm gekibbel in de huiskamer tussen de aanhangers der auteurs Mennes en van het Reve dat op den duur uitdraaide op een bittere broedertwist met slagen en verwondingen.
Toen heeft moeder alle bladzijden bijeengeharkt en in de kachel gestopt en zij heeft ons verboden ooit nog boeken te lezen en ons aangemaand verder in vrede met elkander samen te leven, zo helpe u God.