ALLEEN DE LIEFDE TELT

Ik leid een rijkeluizenleven en toch heb ik geen geld. De mensen zijn afgunstig jegens mij omdat ik voortdurend in allerlei gelagzalen de grote jan en de onnozelaar uithang. Ze vragen: ‘hoe doet gij dat, Vos, geen geld hebben en toch al flierefluitend door het leven gaan, alsof er niet moet gewerkt worden en wij niet in het zweet ons aanschijns onze boterham moeten verdienen?’

Hoe moet ik het uitleggen? Het komt wellicht omdat ik nog de oude tijden heb beleefd, toen de wonderen van de moderne tijd nog niet bestonden. Ik heb echt waar nog een soort van middeleeuwen meegemaakt. De tijd bijvoorbeeld dat de badkamer nog niet bestond. Vroeger hadden wij geen badkamer. Ik spreek nu over het einde van de jaren zestig, toen ik een kleuter was. Mijn moeder waste mij op de pompsteen met water dat ze in de moor had gekookt op het fornuis. Dat hadden we dus wel: een elektrisch fornuis. De eerste tekenen van de vooruitgang hadden zich bij ons al gemanifesteerd. Dit in tegenstelling tot mijn grootmoeder, mijn meetje Marie die nog een leuvense stoof had en er kiekens en konijnen op stoofde en er appeltaarten in bakte. Beter konijn of kieken heb ik sindsdien niet meer gegeten. Ik zat onlangs in Parijs de grote jan uit te hangen in het restaurant Lucas Carton op de Place Madeleine, het duurste restaurant van Parijs. Ik bestelde mij een Poularde de Bresse, dat is een kieken dat vrij in een wei mag rondlopen en niet wordt vetgemest in een loods van ijzer en beton. Dat maakt die poulardes geweldig duur. Begrijpe wie kan. Een kieken dat vrij in een wei rondloopt, daar zijn toch minder kosten aan dan aan die kippen zonder kop in die hermetische computergestuurde fokbatterijen? Het gerecht in dat restaurant kostte desalniettemin achtduizend frank. De kelner, een uiterst ambetante kerel, kwam vragen of het had gesmaakt en ik sprak naar waarheid: het kieken van mijn grootmoeder was beter. Toen trok die vent maar een zuur gezicht. Ik wil maar zeggen: mensen zoals ik die de oude tijd nog hebben gekend, die kunnen dingen vergelijken. Die hebben als het ware een referentiekader waarmee zij zaken die normaal en alledaags lijken in een ander licht kunnen beschouwen. Ik heb bijvoorbeeld in verband met een kraan waar warm water uitkomt nog altijd een gevoel van verwondering en dankbaarheid. Dank u wel, zeg ik dan, voor dit warme water, dat uit de kraan stroomt en die het bad vult alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Iedereen heeft nu een badkamer en niemand staat er nog bij stil. Ik ervaar het nemen van een warm bad als een geweldig voorrecht.
Of neem nu de automobiel. Hebt u de wagens van tegenwoordig al een keer goed bekeken? Het zijn stuk voor stuk gigantische blinkende bakken op reuzenwielen met computergestuurde voorwielaandrijving, stuurbekrachtiging, elektronisch voortbewogen achteruitkijkspiegels en een asbak die zelfreinigend is. Zelfs de goedkoopste Lada heeft tegenwoordig elektrische ruiten. Van geen wonder dat die auto’s zoveel kosten. Er bestaan geen goedkope auto’s meer die niet willen starten. Vroeger, die auto’s, dat was altijd miserie als het gevroren had. En vroeger zag u ook voortdurend mensen langs de kant staan met hun hoofd onder de motorkap. Dat bestaat nu niet meer. Ik weet nog dat mijn nonkel Dolf de eerste was in ons dorp die een auto had met elektrische ruiten. Dat moet in het midden van de jaren zeventig zijn geweest. Ik was een snotjong en ik mocht ook een keer op het knopje drukken. Wat een wonderlijk ding! Ik was er niet van weg te slaan. Terwijl nonkel Dolf zat te kaarten bij de buren zat ik stiekem in zijn auto en liet ik keer op keer de ruiten op en neer gaan, wel een uur aan een stuk. Tot het systeem faalde. Net toen die ruit open stond. Nonkel Dolf is toen nog met die open ruit in de regen naar huis gereden. En vloeken dat hij deed! Ik gebaarde natuurlijk van pijkenaas hoewel alle aanwijzingen in mijn richting wezen. Maar er waren geen harde bewijzen. En deze feiten zijn trouwens verjaard. En als nonkel Dolf mij alsnog na al die jaren een pak rammel wil komen geven, dat hij dan maar twee keer nadenkt vooraleer deze drieste stappen te zetten, de onnozelaar.
Begrijpt u nu waarom ik mijn zuurverdiende centen als een waanzinnige door vensters en deuren smijt? In vergelijking met vroeger ben ik net als iedereen stinkend rijk. Als ik duizend frank heb gooi ik ze meteen over de balk. Het verleden is dood en de toekomst bestaat nog niet. Alleen het heden telt. En de liefde natuurlijk.

LUC DE VOS