Een groot applaus met tranen

Een kist met daarop één gitaar en twee plectrums. Een publiek dat juicht en fluit en huilt. Luc De Vos heeft zijn laatste optreden gegeven, nu zijn we hem voor altijd kwijt.

“Hoe moeten we naar de Sint-Pieterskerk?”, vraagt een oudere dame met acajoukrullen aan de tramchauffeur. Niet alleen mooie, jonge, intelligente mensen komen Luc De Vos vandaag vaarwel wuiven, Vlamingen van alle leeftijden willen erbij zijn. Had de kleine, stille jongen uit Wippelgem ooit kunnen vermoeden dat hij in de meest imposante kerk van Gent het equivalent van een staatsbegrafenis zou krijgen?

Om negen uur staat er al tweehonderd man te wachten op het Sint-Pietersplein. Achter de poorten van de kerk wacht de man met de hamer. Hij zal er het besef inkloppen dat Luc nooit meer terugkomt. Het nieuws van zijn overlijden was een bom, maar na een week van ongeloof en ontkenning zal hij nu pas ontploffen.

‘Space Oddity’ van David Bowie mag even testen of de geluidsinstallatie goed staat afgesteld, maar daarna moet de wereldberoemde Brit baan ruimen voor de liedjes van de Meetjeslandse Gentenaar. De mannen van de begrafenisonderneming zien er tevreden uit, want het gebeurt niet vaak dat er goede muziek gedraaid word tijdens een uitvaartplechtigheid. Vandaag zal dat wel even anders zijn.

Tegen dat de massa om halftien naar binnen mag, heeft ze zich flink vermenigvuldigd. De madam van op de tram wringt zich naar voren. Toen Luc nog wijdbeens stond te rocken op het podium zal ze zich allicht nooit frontstage hebben gewaagd, maar nu ziet ze haar kans schoon om dat goed te maken.

De kerk vult zich in een mum van tijd, eerst met mensen, dan met de rock van Gorki. De muziek klinkt hier goed, maar eigenlijk past ze niet in dit gebouw. Deze liedjes horen thuis op festivals en stadspleintjes, tussen het hamburgerkraam en de biertoog. De kerk is te statig voor Lucs trieste levenslust. Gorki, dat was het samenspel van opbeurende akkoordenschema’s en Lucs weemoedige stem. Er zit een drang in die nummers die dwars staat op de onthaasting die een gebedshuis moet bieden.

Hoofden draaien naar het middelste gangpad, waar de ene na de andere BV passeert. Dat is schrikken. In Gent maakte Luc zozeer deel uit van het stadsmeubilair, was hij zozeer mens tussen de mensen, dat je weleens uit het oog verloor dat hij ook figureerde in de poppenkast van de roem. Showbizz, baby.

Man met de hamer

De deuren zwaaien open, het is elf uur, de uitvaart begint. Het Sint-Pietersplein staat vol. Er weerklinkt een eerste applaus. Boven de hoofden zie ik een kist omhoog rijzen, zo eenvoudig en robuust dat hij enkel Luc De Vos kan bevatten. Nogmaals gaan buiten duizenden handen op elkaar. Bisschop Luc Van Looy heet zijn voornaamgenoot welkom in het huis van God. De man met de hamer begint zachtjes te timmeren op mijn gemoed.

Lucs echtgenote Sandra stapt binnen met Bruno, ze heeft haar arm om haar zoon geslagen. Wat is haar blik sterk, maar haar rug breekbaar. De bandleden van Gorki volgen. Hun blik is gebroken. Vermorzeld zijn ze.

Geliefde Gentenaar

Monseigneur Van Looy noemt Luc een geliefde Gentenaar. Dat is zeer juist. Zou hij ooit hebben beseft hoe graag de mensen in deze stad hem zagen? Ze deden dat niet eens omdat hij op vele podia de rockster stond uit te hangen, maar omdat hij zo’n innemend mens was. Hij had een charisma waardoor je meteen van hem ging houden. Niet zoals fans van hun idool houden, maar zoals je van iemand houdt omdat hij een goed hart heeft.

Het koor zingt op Gregoriaanse wijze een Latijnse vertaling van Mia. Zelfs in deze versie blijft het een geweldig nummer, ook in het Latijn weet het te ontroeren louter door de wendingen van de melodie.
De zon werpt zachte stralen door het glasraam, het moment om een allerlaatste groet te brengen is aangebroken. Tot je op enkele meters van de kist genaderd bent, blijven het afscheid en de dood abstract, een onderwerp voor filosofen om over te mijmeren.

Maar dan sta je zelf voor de kist, zie je die ene gitaar en die twee plectrums, weet je wie er tussen die houten planken genageld ligt en dan slaat de man met de hamer toe en besef je dat de dood niet een béétje definitief is, dat een leven dat uitgedoofd is nooit meer aangewakkerd kan worden. Je wrijft over het hout, tikt even op de kist en dat futiele gebaar is de meest betekenisvolle beweging die je in weken hebt gemaakt. Een simpele aanraking die je volledig overmant.

Afscheid van een vriend

Christophe Vekeman neemt het woord. Zijn woorden galmen, maar het zijn ware woorden. “Een hoogstaande persoonlijkheid”, zegt hij over Lucs karakter. De zanger-schrijver had de neiging alles wat hij deed te relativeren, maar dat doet Vekeman hem terecht niet na: “We zijn je dankbaar voor je optredentjes, je liedjes, je columnpjes, je boekjes. Het was perfect, het had langer moeten duren, maar het had niet beter gekund.” De kerk applaudisseert. Het is de eerste keer dat ik in mijn handen sta te klappen terwijl de tranen uit mijn ogen rollen.

De kist verlaat de kerk. Dag Luc, vaarwel. De massa buiten applaudisseert uitbundig voor haar held. Het gezicht van Sandra is verwrongen van verdriet, maar haar arm blijft resoluut rusten op Bruno’s schouders. Uit de luidsprekers weerklinken die overbekende tonen van het lied dat Luc tot in de eeuwigheid zal overleven. De noten van de piano zijn mokerslagen op je gemoed, maar de stem van Luc biedt troost. Als er hier één song past, is het Mia. Het is een kathedraal van klanken.

De man met de hamer bergt zijn gereedschap op, hij heeft zijn werk gedaan. Ontkennen dat Gent zijn maat kwijt is, kan niet meer. Maar geef ons nog wat tijd, want zo’n verlies kunnen we niet zomaar aanvaarden.

TIM F. VAN DER MENSBRUGGHE