OP REIS NAAR DENEMARKEN

Op de druk bijgewoonde wekelijkse persconferentie van de eerste minister verliep weer alles naar wens. Verhofstadt zei: ‘jongens, we hoeven ons nergens druk in te maken, alles gaat goed in België. Zijn er nog vragen?’

Niemand gaf een kik. Alle problemen waren opgelost of gingen toch zeker in de nabije toekomst opgelost worden. Dat ging allemaal op een mooie dag wel eens goed komen. En als het niet goed kwam, dan was er toch niets aan te doen. Waarom er dan nog verder over zeuren. Daarover was zowat iedereen het eens.
‘Geen vragen?,’ sprak de eerste minister. OK, dan. Weet er dan misschien nog iemand iets interessants te vertellen?’
Alweer heerste er een afgrondelijke stilte. ‘Ik weet nog iets belangwekkends, ‘zei ik. ‘Ik heb ooit eens in Denemarken een uur naar een popcornmachine staan kijken.’
‘Hoe bedoelt, gij, Vos, een uur naar een popcornmachine staan kijken?’, vroeg de premier.
Ik zei: ‘wel, ik kende een paar gasten en die mochten eens op een plaatselijk festival in Denemarken gaan spelen met hun popgroepje. Helemaal in het noorden, in Skagen, dat is een klein stadje in de kop van Jutland, een beetje voorbij Frederikshaven, recht tegenover Göteborg in Zweden, gelegen aan de zee, aan het Skagerak dus. Het Skagerak is trouwens genoemd naar het stadje Skagen. Rak betekent zeestraat. En Skagerak betekent dus de zeestraat van Skagen. Wist gij dat, meneer Verhofstadt?’
‘Neen, dat wist ik niet, maar ga absoluut verder, meneer de Vos.’
‘Goed,’ zei ik, ‘wij dus na veel vijven en zessen naar Denemarken met de bus. Ze hadden ons verteld dat de drank daar verschrikkelijk duur was in Scandinavië. Wij dus onze eigen flessen jenever mee. Maar kent ge dat op de bus, een beetje leute maken en zo, een beetje babbelen en af en toe een slok van de fles, er was toch genoeg. Tegen dat we in Eindhoven aankwamen waren onze flessen al leeg. En we konden toch moeilijk in Holland bier kopen. Enfin, wij dus nog moeten wachten tot we in Duitsland waren voor we opnieuw konden beginnen drinken. In het noorden van Duitsland verkopen ze ook al Deens bier. Niet van die Carlsberg of Tuborg of zo want dat vind ik een aanfluiting van de goede smaak. Neen, dat bier heet Faxe, kent gij dat, meneer Verhofstadt, Faxe heet dat bier. Dat is goed bier, ze verkopen dat in kleine tonnetjes van vijf liter. Kortom, we waren goed gezet. Tegen de avond komen wij daar aan in Denemarken waar we moesten zijn, allemaal goed in de wind, enfin gij kent dat. We worden daar goed ontvangen. Die gasten, mijn maten met hun popgroepje, die moesten daar optreden in een tent. Ik ga die tent binnen en ik zie daar vlak bij de ingang een popcornmachine staan. Ik moet zeggen, zelf lust ik dat niet popcorn, maar die Denen zijn er dol op. Ik zeg bij mijn eigen, ik moet dat toch eens checken hoe ze dat doen, popcorn maken. Dus wat doe ik, ik stel mij naar die popcornmachine te kijken. Mensenlief, dat is echt fantastisch, een popcornmachine. Hebt gij dat al gezien? Die madam deed een klein schepje maïs in dat spel en dat is dus een glazen bak, gij ziet alles voor uw ogen gebeuren. Opeens beginnen die kleine maïskorreltjes voor uw ogen op en neer te dansen, en dan geschiedt er wonder want plots ontploffen al die korrels tot in van die gigantische witte bollen en op één, twee, drie is heel die glazen bak volgestroomd met wit schuim.
Ik moet zeggen, ik kon er maar niet genoeg van krijgen. Een uur lang heb ik daar naar dat spektakel staan kijken, wel honderd keer opnieuw.’
De eerste minster had ademloos naar mijn uiteenzetting zitten luisteren. Hij vroeg: ‘maar zeg, Vos, waarom komt gij dat hier allemaal vertellen op deze persconferentie?
‘Och, zomaar,’ zei ik, ‘de boog kan toch niet altijd gespannen staan.’

Luc De Vos