EEN LEVEN VOL GELUK

Hoe zou het eigenlijk nog zijn met Prinses Caroline van Monaco? Ik hoor of zie die niet meer. Ze is getrouwd met een Duitser geloof ik, en ze heeft ook een paar kinderen. Die kinderen, dat moeten de gelukkigste mensen van de wereld zijn.

Het was het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw. Ik was veertien jaar en ik verzamelde foto’s van prinses Caroline. In die dagen stond zij met haar blozende meisjesgezicht elke dag in alle bladen en kranten. Telkens weer beleefde dat wilde kattenjong een vrolijk avontuur. Van Frankrijk tot in Amerika, iedereen wilde weten hoe het haar verging. Op den duur leek zij voor de mensen op aarde niet langer een vreemde maar eerder een verwante, een zuster die hen verblijdde met haar eeuwige glimlach op haar lollige gelaat. De schoonheid, de liefde, de jeugd, die bestonden echt, zo dachten de mensen wanneer ze foto’s van haar aanschouwden. En dat was natuurlijk een hele geruststelling.
Ik had een dik ruitjesschrift volgeplakt met foto’s van Caroline. Op de mooiste foto zat zij als veertienjarig meisje met twee Pipi Langkous paardenstaarten op schoot bij haar moeder, de Ierse fee Grace Kelly. Ik nam mijn plakboek mee naar de school waar ik toen zat, om er tussen de lesuren door in te bladeren. Naast mij zat Guido Van de Perre die over niets anders dan voetbal praatte. Ik toonde hem de prent van Caroline met haar moeder. En ik zei nog: ‘dit is het aller, allermooiste van de hele wereld.’
Guido leek door de foto heen te staren en zei toen dat Standaard Luik een Ijslander, een zekere Asgeir Sigurvinsson had gekocht. Ik herinner mij nog steeds die naam: Asgeir Sigurvinsson, de naam van een ijsgod uit het noorden. Guido leefde met zijn ijsgod. Nochtans kreeg hij van mij de kans de liefde te aanschouwen. Althans de afbeelding ervan, het symbool, bijna de verwerkelijking ervan. Bijna net zo goed als de werkelijkheid zelf, of misschien zelfs nog beter.
Ik vermoedde toen al, wat later in mijn leven ook bevestigd zou worden, dat de afspiegeling van de werkelijkheid inderdaad in staat is die werkelijkheid te overtreffen. Het beeld wekt in de geest een neutronenstorm op die verbindingen legt met het verleden en de toekomst. De feiten en de gegevens zoals die zich voor onze neus afspelen in het echte tijdsbestek ontsluiten in de geest enkel het heden. Guido was niet in staat in zijn geest het verleden en de toekomst met elkaar te verbinden. Zelfs niet met behulp van die foto.
Deze moeder en dochter, deze twee prinsessen hadden voor zichzelf de hemel op aarde gesticht. Zij hadden hun kansen immers reeds bevochten als zaadcel. In de wedloop tegen miljoenen andere zaadcellen naar de adellijke eicel waren zij als overwinnaar uit het strijdperk getreden. Daarom waren zij als prinsessen ter wereld gekomen. Zijn wij trouwens niet allen de natuurlijke nakomelingen van zij die brandschattend en rovend en plunderend in de honderdjarige oorlog de middeleeuwen overleefden? Nakomelingen van hun slachtoffers, van hen die omkwamen door hun schurkenstreken, zijn er niet om het na te vertellen. Ik was net als prinses Grace en prinses Caroline een afstammeling van overlevenden. Ik was een prinsenkind. Er was werkelijk niets aan de hand. Ik was verliefd op de wereld. Ik was heel eenzaam toen ik jong was. Ik kwam altijd de verkeerde mensen tegen. Maar dat is normaal. Neem het van mij aan, van een oudstrijder. Neen heb je en ja kun je krijgen, zeggen ze in Holland. En telt uw zegeningen, daar wil ik ook de nadruk op leggen. Telt uw zegeningen! Ik zag gisterennacht op VT5 een reportage over de beveiliging van het openbare domein in het prinsdom Monaco. Het bleek het meest beveiligde gewest van de wereld te zijn. Tot in de openbare toiletten toe staan er camera’s. In controlekamers volgt de politie elke beweging van elk individu dat zich op het grondgebied beweegt. Geen onrechtmatige handeling blijft onopgemerkt. Behalve die van mij. Ik was vorig jaar een keer toevallig in Monaco beland en dit dankzij de BRT die er met mij een filmpje wilde draaien. Het eerste wat ik daar deed was de minibar van het hotel plunderen hoewel mij dat uitdrukkelijk vanuit de openbare omroep was verboden. Toen moesten we naar een boot rijden waar een of andere fuif aan de gang was. Maar daar mochten we aanvankelijk niet op omdat één van de medewerkers van de BRT de uitnodigingen vergeten was. We moesten op de steiger wachten tot iemand de uitnodigingen ging halen. Ik moest dringend plassen. En toen heb ik van op de steiger tussen twee enorme yachten in de middellandse zee geplast. Dat had niemand gemerkt. Ook niet met al die camera’s. Anders was ik misschien in het cachot gevlogen. Ik heb in mijn leven al enorm veel geluk gehad.

LUC DE VOS