VOORBESCHOUWING WERCHTER 2003

Op voorhand even een goede raad van nonkel Vos: ga steeds eenzaam en alleen naar Werchter. Breng nooit familieleden of vrienden mee naar festivals. Of wanneer u ze meebrengt, zorg er dan voor dat u hen op een of andere manier kwijtraakt in de massa. Zo kunt u rustig genieten van de muziek en bestaat de mogelijkheid dat u een keer wat andere, wellicht meer interessante mensen ontmoet.
Wat wil het geval? U staat bijvoorbeeld op uw gemak naar Slipknot te kijken. Die gasten van Slipknot maken nogal veel lawaai. Het is in wezen ketelmuziek. Voor mensen die er geen kaas van hebben gegeten lijkt het net een tandartsboor waarmee tegen 200 decibel zonder verdoving een tand wordt geplombeerd. Ikzelf vind het allemaal prachtig omdat ik een kenner ben van het genre. Ik wil er in stilte van genieten, mij als het ware onderdompelen in deze gewelduitbarsting van krankzinnigheid en satanische levensvreugde. Dat doet een mens immers deugd. Ik vind, het moet niet altijd huisje, tuintje, keukentje zijn. Tijdens het eerste nummer reeds zal er iemand van uw gezelschap in uw oor komen brullen dat hij of zij vindt dat de muziek nogal luid staat. Gedurende het tweede nummer zal vervolgens iemand komen vragen of er niemand dorst heeft. Ze zouden wel een pint lusten of misschien een cola. Hebben ze hier toevallig ook cola light?, zo zal een derde vragen. Een meisje zal komen melden dat de afgrijselijke maskers van Slipknot op haar zenuwen werken en dat ze dringend moet plassen en dat ze zin heeft om even naar Moloko te gaan kijken want die zangeres van Moloko, dat is een rolmodel voor haar, een vrijgevochten, sterke vrouw. Kortom, ze zijn allen het gebulder van Slipknot al na tien minuten zo beu als koude pap. Dan ze zijn allemaal ook moe en willen ze ergens in een hoekje onder een boom, ver van al het lawaai, een vegetarische pitta gaan eten. Zij vervelen zich immers te pletter en ze vragen of ik niet meega. Wanneer ik dan durf te weigeren vragen ze of ik met het verkeerde been uit bed ben gestapt. Diep in hen groeit de overtuiging dat ik een ambetanterik ben die nooit goesting heeft om lol te trappen.
De diepere reden voor mijn asociale gedrag is echter mijn gierigheid die er al sinds mijn jeugd in zit. Hoe men het ook draait of keert, festivals zoals Werchter of Pukkelpop of noem maar op, zijn op de keper beschouwd spotgoedkoop. Mensen zoals ik, die een werkelijke belangstelling tonen voor het schitterende maar vaak verguisde medium van de popmuziek, kunnen, in ruil voor de aanschaf van een ticket van hoop en al vierduizend Belgische franken, zowat honderd bands en DJ’s aanschouwen. Reken nu zelf uit: dat is maar veertig frank per groep. U zou wel een rund moeten zijn om als minderbedeelde Vlaamse jongere niet het maximum uit dit vierdaagse feest van de goede smaak te puren en geen enkel concert te willen missen. Maar wat doen mijn vrienden? Zij maken er een vrolijke boel van en na verloop van die vier dagen hebben zowat alles gemist wat er te missen valt.
Merkwaardig genoeg hadden wij toen we drie jaar geleden zelf in Werchter speelden met onze fel geprezen band Gorki weinig of geen last van dit fenomeen. De Marqueetent was volgestroomd. Of was dat omdat het buiten op dat moment toevallig begon te regenen? Ik meen van niet. De mensen waren oprecht content dat ook wij eindelijk een keer op Werchter speelden. Ik was de gelukkigste mens ter wereld op dat moment. U moet weten, ik wilde reeds van toen ik een kleuter was popmuzikant worden. Zoals andere mensen piloot willen worden of uitvinder of ontdekkingsreiziger. Op mijn achttiende mocht ik van moeder voor het eerst naar Torhout. Ik zag er De Kreuners en The Scabs. Ik spreek nu over het midden van de jaren tachtig. Dat waren in die tijd de sterren aan het popfirmament en iedereen zag De Kreuners en de Scabs graag, zelfs de meest cynische journalisten die enkel naar de avant-garde van bijvoorbeeld Durutti Column luisterden. Sindsdien werd van de Kreuners noch van The Scabs noch van Durutti Column enig beklijvend woord vernomen. Maar in die tijd wou ik worden zoals de Scabs en De Kreuners.
Jarenlang vocht ik tegen de bierkaai. Pas na twintig jaar ploeteren in de marge van het amusementsgebeuren en na veel zagen bij de baas, Herman Schueremans, mochten wij dan toch in het gezegende jaar 2000 aantreden op het festival. Het werd een ware triomftocht. Iedereen stond ademloos naar onze muziek te luisteren, niemand had zin in een vegetarische pitta, niemand wilde nog een keer iets gaan drinken, niemand vond dat het te luid stond, niemand had zin om naar Moloko te gaan luisteren. En de mensen vonden dat ik er nog goed uitzag voor mijn leeftijd.

LUC DE VOS