TE LEDEBERG
Ik ging een keer met mijn maat Rocky wat lol gaan trappen, kwestie van ons wat te amuseren. We gingen op café in Ledeberg, want daar kennen ze ons nog niet.
Op den duur kenden ze ons te goed in Gent. De mensen waren Rocky en mij een beetje beu. Ze kenden onze moppen al en onze truuken om interessant te doen en in de smaak te vallen. Ik vertelde vorige week aan de toog nog mijn mop over het interbellum tegen een jongen die ik kende. Ik zei: ‘weet gij wat het interbellum is?’ ‘Ja,’ zei die jongen, ‘dat is het ogenblik stilte dat er valt tussen twee rinkeltonen van een telefoon.’
Ik was kwaad en ik sprak: ‘neen onnozelaar, het is de periode tussen de beide wereldoorlogen. En die mop van die rinkeltonen, dat is mijn mop, van mij, van mij alleen.’ ‘Dat weet ik ook wel,’ zei die jongen, ‘maar gij hebt mij die mop vorige week zelf nog drie keer op een avond verteld, weet gij dat niet meer?’
Neen, dat wist ik niet meer. Toen begreep ik: ik heb het hier gehad in Gent, ik moest dringend uitwijken naar Ledeberg wat interactie met mijn medemensen betrof. En wanneer ik in Ledeberg rond was, dan kon ik nog altijd naar Wondelgem of Gentbrugge afzakken, tot ze mij in Gent een beetje vergeten waren en achteraf kon ik een comeback maken in Gent, misschien met een aantal nieuwe moppen en dan zou ik als een oude held die van een lange reis terugkeert opnieuw verwelkomd worden en in de armen worden gesloten door de Gentenaars.
Daarom zat ik dus met Rocky in een café in Ledeberg. Ik zei tegen Rocky: ‘en, is er nog nieuws?’ ‘Neen,’ zo sprak Rocky, ‘ik ben geloof ik uit gepraat, voorgoed, er zijn geen nieuwe berichten.’ ‘En hebt ge nog een mening over iets,’ vroeg ik. ‘Neen, ik geloof het niet,’ zei Rocky. In zijn ogen zag ik een vreemde angst. Er hing een televisie boven de toog. Er was een reportage over de vernietigde torens van Babel in New York. Ik vroeg aan Rocky of hij al een mening had geformuleerd in verband met nine-eleven. ‘Ik geloof het niet,’ zei hij, ‘ik moet dat dringend een keer doen. Of neen, laat maar, misschien dat het vier jaar na de feiten een beetje te laat is daarvoor.’ Opnieuw zag ik op Rocky’s lieflijke gelaat het angstzweet uitbreken. Hij was vergeten een mening te formuleren en vier jaar later was het te Ledeberg in dit café te laat om dit alsnog te doen. Ze toonden op de televisie een beeld van het vrijheidsbeeld. Deze ijzeren dame houdt in haar ene hand zoals u weet de toorts van de vrijheid en in haar andere hand de onafhankelijkheidsverklaring met daarop het jaartal 1776. Ik herinnerde mij nog levendig de viering van 200 jaar Verenigde Staten in 1976. Er was dat jaar van alles te doen daarover in de gazetten en op de televisie en als jonge gast vond ik het allemaal enorm spannend en leutig, die vieringen, en ik was blij voor al die Amerikanen die zulk een vrolijk feest vierden. Amerika was in die tijd nog altijd een mythische plek op aarde. Dat soort kinderlijk enthousiasme ben ik vandaag kwijt, zat ik te denken, wat eigenlijk jammer is. De nieuwe torens die ze op ground zero zouden gaan bouwen zullen 1776 voet hoog zijn. Dat had ik ergens gelezen. Al dat soort dingen weet ik, ik sla die dingen op. Dat is typisch voor mensen zoals ik. Ik werd plots bedroefd want ik dacht: ik behoor tot die categorie van mensen die tussen twee stoelen vallen: te dom om advocaat te worden en te stom om een eerlijk vak te leren, dat soort mensen wil blijkbaar heel veel dingen weten die nutteloos zijn. De meeste van dit soort mensen gaan dan ook nog eens meedoen met kwissen. En dan is er een nog ergere categorie: mensen die gaan studeren om aan een kwis mee te doen. Ik had een keer in een reportage op TV een gast gezien die alle pausen sinds Petrus van buiten had geleerd met de datums van hun regeerperiode erbij, voor het geval hij een vraag in die zin zou voorgeschoteld krijgen in een kwis. Het zag er mij eerder een gevaarlijk sujet uit die van alles te compenseren had. Het zou mij niet verwonderd hebben mocht die mens zich op een dag bij de Taliban aansluiten, kwestie van heel veel onschuldige mensen te vermoorden, want dat had zijn psyche nodig.
Rocky sprak tot mij: ‘zeg Vos, waar zit gij aan te denken?’
Ik zei: ‘ik zat na te denken over de wereldproblematiek en ook over de manier waarop die verbonden blijkt met een persoonlijke problematiek. Nu ik er over nadenk: in wezen is dat geen slecht uitgangspunt voor een nieuwe roman.’ Ik liet Rocky achter en spurtte meteen naar huis om er werk van te maken.
LUC DE VOS
Comments are closed.