WE HEBBEN ZWIJN

Meteen na de oorlog was de overvloed ons deel geworden in dit modderland, gebouwd op heuvels van aarde in het estuarium van de grote rivieren die uit de bergen van Europa kwamen om zich hier in het slijk te storten. Hier waren wij aanbeland, in deze verre toekomst, na de tijden van ontbering. Nu zijn wij aanwezig onder een berg van vlees, het vlees van het varken, de allesvreter, dat met een vanzelfsprekend gemak boven onze koppen hangt te drogen. Het was Hendrik de Vierde, de koning van Frankrijk die vierhonderd jaren geleden de wens had geuit dat elk van zijn onderdanen in zijn rijk op zondag een kip in de pot moest hebben. Een vrome wens was dit gebleken, een ideaal dat te hoog was gegrepen. We hebben er nog vijf eeuwen moeten op wachten. En dan was er ook nog die Franse koningin Marie-Antoinette geweest die, toen haar werd gemeld dat haar volk geen brood had, uit eerlijke bezorgdheid had gezegd dat ze dan maar taart moesten eten. Dat was een beetje dom geweest van dat meisje want de mensen hadden geen taart en ook geen brood en zeker geen zwijn. Maar vandaag waren die problemen eindelijk van de baan. Wij hadden de adel het hoofd afgehakt en het volk had de macht gegrepen. In die enige ware behoefte was eindelijk voorzien: het vullen der magen, al de rest zou dan wel vanzelf komen. We hebben zwijn: dat zeggen ze in Duitsland – Du hasst Schwein! – wanneer ze bedoelen dat iemand geluk heeft. Niets kan ons nu nog tegen houden in onze zoektocht naar het geluk en liefde. In de oude tijden hadden we daar geen tijd voor. De eerste bekommernis was: is er nog zwijn? Nu luidt het antwoord op deze alles overweldigende vraag: ja jongens, er is zwijn, meer dan genoeg, bergen en bergen zwijn. We krijgen het eerlijk gezegd niet meer op en sommigen onder ons kregen er al een indigestie van, van al dat zwijn. En toch was er een jongentje, laten we hem Kleine Vos noemen, die geen zwijn lustte. Zijn vader was de laatste keuterboer van Vlaanderen en vader woonde met moeder en zeven kinderen aan het kanaal waar hij werkte in de vuile fabriek en thuis kweekte hij het zwijn in zijn stal dat hij slachtte in november en de hespen werden gerookt en hij hing ze aan de balken in het achterhuis. Maar Kleine Vos die lustte die hesp niet, en weet u waarom? Het was alle dagen diezelfde hesp, die hesp van de boeren en Kleine Vos vond dat hij voor wat beters in de wieg was gelegd. Weet u wat hij wel lustte? Bij de buren maakte de moeder van Ronny spaghettisaus van Miracoli uit een blik. Dat vond Kleine Vos het lekkerste eten op de hele aardbol. Daarvoor maakten ze reclame op de televisie en die spaghetti bij Ronny die smaakte even verrukkelijk als zij er op die wonderlijke beelden had uitgezien en die kleine Vos werd er een beetje treurig van, van dat zwijn aan de haak en hij wenste vurig dat hij niet de zoon was geweest van de mensen aan het kanaal.