IN LONDEN

Ik was ter gelegenheid van de Olympische spelen samen met mijn maat Rocky naar Londen gegaan en dit op uitnodiging van de Belgische staat.

Ik moest er ‘s avonds een liedje spelen voor de Belgische atleten. Makkelijk zat. De reis en het hotel werden door de belastingbetaler betaald. We hadden ook gratis tickets voor het paardrijden, onderdeel dressuur. Wij dus in een bootje op de Thames naar Greenwich Park om er te genieten van deze herensport. Onderweg hing er op de oever van de rivier vlak tegenover The City, waar al het slijk der aarde wordt verhandeld, een gigantische billboard met daarop een foto van de koninklijke familie uit de jaren zeventig, toen de koningin haar twintigste verjaardag op de troon vierde. Het leek alsof Queenie over deze stad en al het geld hier verzameld waakte. Ik moest denken aan de graffiti die wij hadden gezien in het metrostation: op een muur stond te lezen: God save the people, hetgeen Rocky de volgende gedachte had ontlokt: ‘het volk, Vos, heeft de leiders die het verdient. Het is goed dat deze vorstin over dit volk regeert. Stel u voor dat dit volk zijn lot in eigen handen zou nemen, dan zou het hek van de dam zijn.’ In Greenwich Park ging Rocky verder op zijn elan: ‘Weet gij, Vos, dat wij hier letterlijk op de rand van de wereld staan. Hier loopt de nulmeridiaan onder onze voeten, een centimeter verder ligt het oosten en hier waar wij staan is het westen. Hier begint en eindigt de tijd. Hier kan een individu zich daadwerkelijk afvragen: waar ben ik als mens op deze planeet, wie ben ik en wat is tijd? Denk daar maar eens over na.’ Wij beklommen de gigantische tribune waar de paardendressuur plaats greep. In ons blikveld lag de machtige stad Londen met zijn satanische torens te gisten onder de zomerzon. Was ik maar in Londen geboren, zat ik te denken, maar daar helpt nu geen lievemoederen meer aan. Ik dacht ook aan de kansen die ik had gemist in mijn leven, en ik dacht: het is mijn eigen schuld niet geweest, het was de schuld van mijn ouders dat ik niet in deze bruisende wereldstad werd geboren. Daar verscheen op het veld een machtige amazone, haar blonde haren woeien in de zomerwind. ‘Kent gij die jongedame?,’ zei Rocky, ‘Zara Phillips is haar naam.’ ‘Neen, Rocky, nooit van gehoord,’ zei ik. ‘Dat is de dochter van prinses Anne, Vos, Zara is de kleindochter van Queenie.’ God, ja, die prinses Anne, die was ik helemaal uit het oog verloren, met al dat gedoe rond prinses Diana. Anne was getrouwd in de jaren zeventig met een zekere Mark Phillips, dat was toen het huwelijk van de eeuw, herinner ik mij nog uit mijn kindertijd. Later waren die blijkbaar ook uiteen gegaan maar Anne bleek dus een dochter te hebben. Zara draafde op haar gigantische paard aan mijn neus voorbij. Het archetype van de strenge dame uit de Engelse aristocratie, een karikatuur, een stripfiguur bijna. Zij had inderdaad ook die typische neus van de Windsors. Wat een heerlijk strenge neus, zat ik te denken. Al het geluk van de wereld leek op deze dag op deze plek in deze dame op haar paard te zijn gevaren. En ik dacht: geluk en liefde zijn niet te koop, zelfs niet na te streven. Geluk en liefde worden u in de schoot geworpen. Het is een kwestie van op de juiste plaats en in de juiste tijd geboren te worden. Op de terugweg voeren wij langs het Tate Modern-museum. De gids op de boot, een jonge blaag, wellicht de leukste thuis, sprak: ‘kijk mensen, daar hebt u het Tate Modern, de toegang is er gratis en dat is maar goed ook want het staat er vol met rommel. Ik kwam er een keer en toen zag ik er een paar autowrakken zoals er in de buurt waar ik woon ook een paar op straat staan, ook gratis en voor niets.’ Toen we aankwamen, aan The Strand waar we logeerden, stond die jongen een fooi te bedelen. Ik zei: ‘gij krijgt niets, want gij hebt kunstenaars beledigd.’ Rocky zei: ‘maar gij zijt zelf toch geen fan van die onnozele conceptuele kunstenaars?’ Ik sprak: ‘Rocky, kunstenaars beledigen, dat doet men niet. Kunst zal de wereld redden.’

LUC DE VOS