AOTEROA

Waar zouden al die liederen heen zijn? Ik bedoel die liederen die wij nooit hoorden? Die werden gezongen door bands die even bestonden en toen weer verdwenen.

Het is natuurlijk zo met alle kunstuitingen. Hoeveel meesterwerken van kladschilders en even zovele zelfverklaarde vernuftelingen staan er niet te beschimmelen in vochtige kelders en op tochtige zolders. Met liederen vind ik dat dubbel jammer. Stel u voor hoeveel bandjes er, in Vlaanderen alleen al, in de loop der tijden moeten hebben bestaan die vruchteloos tegen de bierkaai vochten, gelovend in het wonderbaarlijk vernieuwende van zichzelf en hun muzikale poëzie. Ik schat hun aantal op tienduizend. Wellicht hebben die gedurende hun korte bestaan gemiddeld zowat vijftig liederen afgescheiden. Ik zeg maar wat, maar ik zal er zeker niet ver naast zitten. Een eenvoudige rekensom: tienduizend maal vijftig: over vijfhonderdduizend liederen praten we hier, een duizelingwekkende massa aan melodieën en teksten die ergens rondfladderen in het luchtledige of eventueel verblijven in de hemel of het vagevuur van de nooit geboren liederen. Ja, zo moet men zich dat voorstellen: liederen die wel reeds bestonden maar nooit echt tot leven kwamen omdat slechts enkelingen ze ooit hadden gehoord. De makers zelf, hun ouders, vrienden en vriendinnen, de paar mensen in het gindse verre zaaltje. Zoals mijn eigen liedjes die ik na veel zagen bij de verantwoordelijken van die tijd ten gehore mocht brengen in die parochiezaal van mijn jeugd in het jaar 1979. De liedjes die ik daar en toen zong ben ik vergeten, echt waar. Nergens zijn ze opgenomen op een geluidsdrager, nergens neergeschreven. Zij zijn voorgoed verdwenen in de mist der tijden. De herinneringen zijn vaag, maar ik vond het toch een puik optreden, toen. Ik lees hier iets in een boek van de grote Texaanse schrijver Kinky Friedman die zelf ook een befaamd countrymuzikant is en een keer moest spelen op een kampvuur voor kinderen. Kinky schrijft: ‘iedere artiest, hoe beroemd hij ook mag zijn, blijft in zijn hart een amateur. Een concert in Carnegie Hall(een zaal in New York, een stad in de Verenigde staten van Amerika, nvdr) of een kampvuursessie voor kinderen, het is gewoon een show die gij in uw achterzak kunt steken.’ De ervaring van het spelen is iets dat de artiest blijft koesteren, een optreden waarin gij met uw hart en ziel hebt gezongen voor de mensen, al waren het een paar kinderen, dat kunnen ze u nooit meer afnemen.
Nu Humo’s Rock Rally weer voor de deur staat wil ik toch een kleine goede raad geven aan de jongens en meisjes die zich momenteel wensen te manifesteren als zijnde kunstenaar binnen het vluchtige segment van de popmuziek: maak fantastische melodieën of eventueel kunstzinnig lawaai dat ze over honderd jaar nog gaan draaien, dat in de eerste plaats. Maar: een detail hierbij, die u het leven makkelijker zal maken: wanneer u een naam kiest voor uw band, ga het dan niet te ver zoeken. In Gent was er vijftien jaar geleden een band en die heette Aotearoa. U leest het goed. Nogmaals: Aotearoa. Het is de naam die de inboorlingen van Nieuw-Zeeland, de Maori, gaven aan hun eigen land, ik heb het even voor u opgezocht. Aotearoa zou betekenen: het land van de lange witte wolk(heb ik even opgezocht). Het werkte de zanger enorm op zijn zenuwen dat niemand de naam van zijn band kon onthouden noch uitspreken, met de gevolgen van dien. Er is nu een nieuwe band in Gent met de naam Sophomoric Jinx. Ik heb het even voor u opgezocht: de naam betekent: Zelfingenomen ongeluksbrenger. Die gasten zelf vinden dat wellicht goed gevonden, een naam overladen met betekenissen en ambities. Wie zulk een naam uitvindt heeft heel wat in zijn mars en ook een hele hoop bagage. Zulk een band verklaart letterlijk: met ons valt er niet te spotten. Het is goed dat mensen zo voortvarend zijn, valse bescheidenheid leidt nergens toe. Ze moeten achteraf wel niet komen klagen dat er niemand de naam van de band kan onthouden noch uitspreken.

LUC DE VOS