LEVE DE WALEN
Ik las in de Humo een interview met een zekere Bart De Wever. Dat is de voorzitter van de politieke partij de N-VA. Deze man was mij onbekend want ik volg de politiek niet.
Het zag er een gezellige dikzak uit en daarom zei ik tot mijzelf: ik zal dat artikel eens lezen. Uiterlijk en perceptie zijn enorm belangrijk in de politiek.
Het was deze man die onlangs met elf miljard euro in bestelwagens naar de peperdure maar nutteloze scheepslift van Strépy was gereden om de Walen op hun verantwoordelijkheid te wijzen. De Wever stelde vast: de werkzaamheidsgraad ligt in het zuiden van ons land op 53 procent en van die mensen werkt veertig procent bij de overheid. Wallonië heeft een overheidseconomie en dat kan alleen dankzij die transfers.
Blijkbaar heeft dus maar dertien procent van de Walen echt werk dat zoden aan de dijk zet. Ik stelde tot mijn afgrijzen vast dat ik nog nooit in Wallonië was geweest. Behalve die ene keer naar de abdij van Orval, daar was ik op huwelijksreis geweest met mijn geliefde. We hebben daar toen enorm veel kou gehad. Het was in de winter en het sneeuwde. We waren twee arme geliefden die zich slechts een eenvoudig hotelletje en een zak frieten met mayonaise op de markt van St-Hubert konden permitteren maar we hebben ons daar en toen toch enorm geamuseerd en dit vanwege onze wederzijdse liefde voor elkander.
Maar dat moest ik nu toch even gaan controleren of die Walen werkelijk zulke luiaards waren. Ik nam mijn BMW 750 en reed spoorslags richting Charleroi, die verdoemde stad. Toen ik Wallonië binnenreed stond er een bord langs de weg met daarop in koeien van letters: ‘La Wallonie, Terre d’accueil!’ Land
der gastvrijheid. Ik moest een keer naar Le Grand Hornu gaan kijken hadden ze mij gezegd, dat is het S.M.A.K. van Wallonië. Het museum was echter grotendeels gesloten en er waren werken aan de gang. Er stonden een aantal stellingen tegen een muur maar werkmensen zag ik er niet in de weer. Het was net elf uur in de ochtend en tussen elf en twee houden alle Walen een siësta. Dat werd mij medegedeeld door de conciërge die op zijn stoeltje zat te tukken en die ik had wakker gemaakt. Maar voor mij wilde hij wel een uitzondering maken omdat ik die dag de enige bezoeker was. We betraden een zaaltje van ongeveer tien vierkante meter groot. Daarin stonden een twintigtal voorwerpen van een of andere Italiaanse kunstenaar. Dat was niet moeilijk want de helft van de Walen zijn Italianen en Italianen die steunen elkander. Noem het corporatisme voor mijn part. Het was allemaal van die conceptuele kunst zodat ik meteen dacht: ja jongens, dat kan ik ook! Dat zei ik ook met zoveel woorden tot die conciërge. ‘Waarom doet u het dan niet?’, zo sprak deze wijze man, ‘er is een bak geld mee te verdienen.’ Ik antwoordde dat mijn denken zich meer op het structurele dan op het conceptuele richtte. Vervolgens sprak deze man dat ik nergens mocht aankomen. Er stond ook een computer met een foto van een naakte vrouw op het scherm. Ik klikte een keer op de muis en toen smeet die conciërge mij buiten uit zijn museum want hij had toch gezegd dat ik nergens mocht aankomen?
In een winkeltje dat toevallig niet gesloten was kocht ik een cola. Die kostte 54 eurocent. Geen vijftig of zestig eurocent. Neen, exact op de kop af 54 eurocent. Er lagen twee appelsienen en een tros druiven op de toonbank die hun beste tijd eerlijk gezegd al hadden gehad.
Ik dacht bij mezelf: ik zal een keer het kasteel van Beloeil gaan bezoeken, dat was daar in de buurt. Er heerste daar een doodse stilte. Er stond een bord aan de ingang en daarop stond: ‘Welkom in Beloeil. Het kasteel is alle dagen gesloten vanwege werken. Het kasteel zal uitzonderlijk geopend zijn op 9 juli voor het grote bloedworstenfestijn.’
Dan maar naar Doornik om er de beroemde Onze-Lieve-Vrouwekathedraal te gaan aanschouwen. De kathedraal stond voor een groot deel in de stellingen doch nergens waren er werkzaamheden te bespeuren. Alleen het voorste schip van de kathedraal was uitzonderlijk geopend want daar lag een rouwregister voor de pas overleden paus. Ik nam de pen ter hand en schreef: ‘Bedankt voor alles, Karol, en nog veel plezier gewenst in de hemel.’
Verder waren alle cafés gesloten in heel Doornik want het was een dinsdag en op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag zijn de café’s gesloten in Wallonië.
Mocht ik niet in de bruisende stad Gent wonen, ik zou meteen naar dat land verhuizen want daar zijn de mensen tenminste nog op hun gemak.
LUC DE VOS
Comments are closed.