1 SEPTEMBER
Nu het nieuwe schooljaar begint heb ik nog een goede raad voor de jongens en meisjes in het middelbaar onderwijs. Het is een slimme truuk om flink te kunnen slapen in de klas.
Het kwam er op aan de hobby’s der leerkrachten te achterhalen. Veel van onze leraars waren voetbalfans. De maandag was een hoogdag. Ik lokte hen meteen al in het eerste lesuur uit hun tent en ik zei bijvoorbeeld: ‘ja, meneer, dat was gisteren nogal eens iets met die vroege goal bij de Gantoise en die penalty die ze niet gekregen hadden.’ ‘Ja, zeg wel,’ zei die leraar, ‘het is een wraakroepende schande!’ En hup, we waren weer vertrokken voor een monoloog dan wel een dialoog van een uurtje over het voetbal, want altijd waren er wel een paar onnozelaars die mee discussieerden en zodoende kon ik rustig verder tukken in de klas, makkelijk zat. We hebben er eens eentje gehad wiens hobby wijnproeven was. Een heel jaar lang heb ik hem in de verte vanuit mijn bank een oenologisch verslag horen houden om u tegen te zeggen. Na een jaar bleek hij nog niet een tiende van de leerstof te hebben gebracht. De examens waren dan ook een makkie. Dus telkens wanneer ik daartoe de kans krijg geef ik leerlingen deze goede raad. Of begin anders over een maatschappelijk onderwerp, dat zit ook altijd snor, daar kunnen die gasten uren over palaveren, over de politiek bijvoorbeeld. Ik moest bij sommigen maar de woorden Leo Tindemans, kaakslag, Hugo Schiltz en Voerstreek aankaarten, de waan van de dag dus, of daar waren ze al vertrokken. Met rode koppen stonden zij met hun handen te wapperen terwijl hun zweet in het rond vloog. Dan was het zaak oordopjes in uw oren te steken, zodat u toch van een zekere rust kon genieten en vredig kon indommelen in verre dromen, uit het raam starend naar de reusachtige wolken die als goden voorbij schoven terwijl de wereld onder hen verder draaide in ijdelheid. We hadden in die tijd ook een lerares wiskunde. In de jaren zeventig begonnen die nog maar net met mondjesmaat binnen te druppelen in het katholiek onderwijs, die gedreven, sterke vrouwen die een pioniersrol vervulden. En bij die mevrouw werkte mijn truuk niet. Hoe ik ook zocht naar een onderwerp om haar op haar praatstoel te krijgen, het was allemaal water op een eend. Alles heb ik geprobeerd: sport, politiek, schaken, zelfs ornithologie en ruimtevaart op den duur, maar niets kon haar aandacht wekken. Immer sprak zij: ‘dat soort dingen interesseert ons niet, meneer, we zijn hier op aarde om te werken, te studeren. Voor later, voor de toekomst. Het heden is niet belangrijk. Wij moeten groeien als mens. Humanior, in het Latijn, beseft u, meneer: menselijker. Neem uw boek bij het hoofdstuk van de Integralen.’ Dat was nu net mijn minst favoriete onderwerp. Sommige mensen zullen zich dat nog herinneren uit die tijd: men kon de oppervlakte van een onregelmatig oppervlak, een wolk bijvoorbeeld, berekenen aan de hand van de Integralen die gebruikt maakten van het getal Oneindig. Zoals steeds bij de wiskunde kon ik er geen touw aan vastknopen. Na een paar lessen hield ik het niet meer uit en ik vroeg, ten einde raad: ‘maar mevrouw, hoeveel is dat eigenlijk, oneindig?’ Ik had haar blijkbaar op haar nest gepakt. Een ogenblik staarde mevrouw naar buiten, waar de wolken als goden voorbijdreven. Toen barstte zij in snikken uit. ‘Ja,’ weende ze, ‘wat is oneindigheid, waar eindigt ons verhaal, wat betekent ons bestaan in dit oneindige heelal, waar geen begin en geen einde is, waar is onze liefde in deze oneindigheid, en moeder, waarom leven wij?’ Zij slaakte vervolgens een kreet die door merg en been ging, ik kan het niet anders uitdrukken, en vluchtte de klas uit. Later werd van haar niets meer vernomen in het oneindige heelal. Mevrouw werd vervangen door een leraar met een fascinatie voor wielrennen. Het hele verdere jaar konden we met zijn allen rustig een tukkie doen, want deze man was niet meteen de man van de dialoog maar eerder van de monoloog.
LUC DE VOS
Comments are closed.