GEEN MENING

Een Vlaamse krant had een aantal jaar geleden het onzalige idee tot mij het verzoek te richten om Thé Lau van The Scene te gaan interviewen. Thé had net een boek geschreven waar in eerste instantie geen touw aan vast te knopen was. Toen ik het nog een keer herlas viel er nog steeds geen touw aan vast te knopen maar ik vond het wel een prachtig, meeslepend boek, al wist ik zelf niet waarom.

Welke vragen moest ik de man in godsnaam gaan stellen? Ik had nog nooit iemand geïnterviewd, maar er was geen weg terug, de drukpersen stonden al klaar. Met de moed der wanhoop had ik een aantal vragen bedacht die voor de hand lagen, zoals: waarom schrijft u en wat drijft u? Dit in de hoop dat Thé er een aantal briljante antwoorden ging op formuleren en zo het interview alsnog zou redden. IJdele hoop koesterde ik. We hadden afgesproken in een café in de Jordaan. Ik had een recordertje meegekregen van de redactie en ik had het op het tafeltje tussen ons gezet. Ik vuurde snel mijn vragen af want ik ken mijzelf, ik kan met moeite langer dan vijf minuten bij de zaak blijven, na die tijd dwalen mijn gedachten af en begin ik te dagdromen en na te denken over dingen die er verder niet toe doen. Ik vroeg dus aan Thé Lau waarom hij schreef en wat hem dreef. Zichtbaar verveeld begon Thé van alles te mompelen: ‘ja, nou, ja, nee, ik weet het niet, weet u het? Het is iets, dat ik, nu ja, hoe zal ik het uitleggen? Ach jongen , laat maar zitten.’ Zo ging hij nog een tijdje door en toen dwaalden, zoals ik vreesde, mijn gedachten af naar andere zaken en begonnen Thé en ik verder niet terzake doende anekdotes van vroeger op te rakelen, de tijd toen we nog vaak samen door Vlaanderen toerden, wij dus met onze band in het voorprogramma van the Scène. Heerlijke tijden.
De volgende ochtend kwam ik thuis met een verweekte hersenpan en keek ik tegen een deadline aan. Ik beluisterde het cassettetje van ons gesprek. Ik hoorde tussen gerinkel van glazen en de schlagers uit de jukebox en het gebrul van de klanten door, het heerlijke sonore gebrom van de heer Lau waar tot mijn treurnis ook alweer geen touw aan vast te knopen viel. Nogmaals met de moed der wanhoop kneep ik er in een half uur een A-viertje uit dat ik met een gevoel van uiterste schroom aan de redactie bezorgde. Het werd potverdrie nog gepubliceerd ook. Ik kon maar één ding denken: één keer maar geen tweede keer. Ik ben dol op popmuziek, ik ken het werk van The Scene zowat uit het hoofd, ik ga elke week, echt waar, minstens twee keer naar een band kijken, hier om de hoek of in een grotere zaal, ik lees alles over popmuziek wat ik onder ogen kan krijgen, maar zoals u wellicht al vermoedde heb ik geen journalistieke reflex. Ik laat de journalistieke reflex aan de journalisten over. Ziet u: ik vind het fenomeen popmuziek op zich reeds een wonderbaarlijk medium waar ik zelf als kleuter, als kind, als adolescent en zelfs nu op mijn gezegende leeftijd altijd van doordrongen ben geweest en dat mij al zoveel liefde en vreugdevolle, dolle uren heeft bezorgd. Zolang er maar iemand op een podium kruipt en in de microfoon begint te brullen vind ik het prima en heb ik er, zelf zanger zijnde, geen mening over en geen vragen bij. Dat laat ik inderdaad liever over aan mensen die er op afstand naar kijken.
Ik ben geen cultuurfilosoof en over veel dingen heb ik, zoals u merkt, volstrekt geen mening, maar vaak vraagt men mij: is popmuziek ook kunst? En zo word ik er toe aangespoord daar vaak diep over na te denken en na al dat denkwerk kan ik volmondig antwoorden: neen, popmuziek is geen kunst, denk ik. Kunst zoals mensen die ervaren in een museum, in de literatuur of in de klassieke muziek is vaak een commentaar op iets, een reflectie over de liefde, het leven en ernstiger zaken zoals verlies en pijn. Popmuziek lijkt mij een onderdeel van de beleving van de pijn en de vreugde van het bestaan zelf, begrijpt u? Al die prachtige popsongs die ik dag in dag uit hoor op de radio, de muziek die ik zelf mag spelen, dat is een deel van het leven zelf, en zeker geen reflectie. Ik denk dat veel popmuziek vooral ook geen poëzie tracht te zijn maar gewoon een vaststelling, een beleving van een ogenblik op het ogenblik zelf. Ik hou geweldig veel van bands die niet de perfectie nastreven, bands die in de fout gaan, zoals mensen in het leven zelf ook in de fout gaan. Kent u die machtige band Slade, die vergane glorie uit de jaren zeventig, die nog steeds rondtoert in verschillende bezettingen op van die Golden Oldies festivals? Die mensen van Slade hebben de prachtigste popsongs uitgevonden, die ik nog steeds in mijn ziel koester. Ze hebben vele diepe dalen gekend, ook de meest weerzinwekkende bullshit hebben ze op de wereld losgelaten, domme beslissingen op de meest verkeerde momenten hebben ze genomen. Zoals ik al zei: net datgene wat echte mensen doen in het echte leven, met poëzie of kunst heeft dat niets te maken.
Verder heb ik er volstrekt geen mening over.

LUC DE VOS