INTERVIEW MET THE LAU DOOR LUC DE VOS

In Amsterdam zit ik samen met Thé Lau in het kleine café aan de haven. Zijn eerste boek, een verhalenbundel, heet: ‘De Sterren van de Hemel’.
Vooral over dat ene verhaal, ‘Stella’, heb ik allerlei vragen in mijn hoofd die ik uiteindelijk allemaal overboord gooi.

Waarom drinkt de man uit het verhaal een kop koffie op het terras van brasserie Saint-Amour? Waarom heet de boekenwinkel Nemesis? Wat betekent de zin: ‘Het had de eeuw van Stella moeten zijn.’ Wat is het kloppend hart van God? ‘In alle vrouwenstemmen zoek ik de stem van mijn moeder’, zegt de man op de motor. Maar hij vraagt ook: ‘wie is God?’ God is dat wat u in vrouwen zoekt, luidt het antwoord. Dus God is de vrouw en de moeder! Maar de geliefde sterft, dus God en de liefde zijn dood of zo, denk ik dan. Mensenlief, wat een vragen allemaal! Ik bedoel maar: jonge, mooie, intelligente mensen zoals ik hebben daar wat aan, aan dit soort verhalen.
Aldus zit het verhaal ‘Stella’ vol verborgen verleiders en geheimzinnige overpeinzingen. Naar mijn mening gaat het over de liefde. Het verhaal wordt deels verteld door een jonge vrouw die gestorven is en als een engel door het luchtruim zweeft. Het gaat dus ook over God, de hemel en het heelal. Typisch Hollands eigenlijk. ‘Stella’ begon mij na tien bladzijden naar het hoofd te stijgen en het spookt nu al nachtenlang door mijn dromen.
Ik had dus graag een keer een uitgebreide verklaring gekregen van de man zelf. Maar ik merk op die middag in Amsterdam dat hij daar niet veel zin in heeft, om het allemaal te verklaren. Hij heeft gelijk natuurlijk.

Toch even een poging. Ik kom meteen keihard wetenschappelijk-filosofisch uit de hoek. Wat heb je met Stephen Hawking? Ben je al dan niet op zoek naar God in het heelal? En hoe zitten de wereld en God in mekaar? ‘Uw heelal lijkt zo eenzaam, een vuurwerk zonder toeschouwers. Je wenst dat niemand toe’, zegt de hoofdpersoon.

Ik denk dat God veel met het heelal te maken heeft, ik geloof zelfs dat Hij het heelal zelf is. Ik heb een beetje dat religieuse dat volgens mij alleen maar die mensen hebben die niet kerkelijk opgevoed zijn. Hier in Nederland zie je dat altijd weer, hoe strenger ze zijn opgevoed, in een of andere leer, hoe atheïstischer ze worden. Ikzelf ben niet religieus van huis uit. Ik heb drie keer zondagschool gekregen, ik bedoel drie lessen. En dan vertellen ze wat anecdotes uit de bijbel. Ik had er na die drie keer al genoeg van, het was namelijk op zondagochtend. Dat is een goeie methode om kinderen en mensen de kerk uit te jagen. Als ze dat nou in de plaats van wiskunde hadden gedaan op school, dan had het misschien aangetikt.

De mensen verwachten van jou rock-‘n-rollverhalen à la Herman Brood of Bart Chabot en dan krijg je dit. Het is echt wel, mag ik het zeggen, een literair boek.

Je krijgt inderdaad de voorspelbare reacties en vragen. Wat moet die zanger nou, schrijven! En natuurlijk de vraag: is dit nu moeilijker dan het schrijven van een songtekst.
Ik heb er wel even mijn hoofd moeten bij houden. Maar vaak had ik ook het gevoel dat de dingen die ik schreef eigenlijk al bestonden. Dat ik ze alleen maar hoefde op te sporen. Dat het voor de hand lag eigenlijk. En dat het zichzelf wel leek te schrijven.

Het verhaal ‘Stella’ heeft mij het meest aangegrepen. Het gaat over de dood van een geliefde en wellicht wat God en eventueel de heelalkundige Stephen Hawking daar mee te maken hebben.

De man in het verhaal leest in de krant toevallig het overlijdensbericht van zijn eerste en ook eeuwige geliefde. Dat heb ik enigszins uit het werkelijke leven gehaald. Ik heb de jongste 10 jaar een aantal begrafenissen meegemaakt waardoor ik de tic heb gekregen om in de krant dus eerst de voorpagina te lezen en dan het buitenlands nieuws, dan de sport en daarna de overlijdensadvertenties en toen viel mijn oog op een goeie dag op Liesbeth die en die, geboortedatum 1952, gestorven dan en dan en ik dacht hoeveel mensen hebben die naam? Dat kan er maar één zijn en ik kreeg even een klap. Dit is het eerste meisje waar ik verliefd op was geweest! En voor ik wist zat ik inderdaad ook manisch rond te bellen van is het inderdaad ook echt? Ik vroeg me trouwens tegelijk ook af waarom. Ik had die vrouw echt nooit meer gezien. De laatste keer dat ik haar zag was ze twintig of zo, en daarna nooit meer en toch was het alsof het me persoonlijk trof. Ik had het allemaal over de jaren heen ook enorm geïdealiseerd en gedacht van dat kan toch niet waar zijn dat het mooiste meisje van het dorp, van de wijde omgeving, misschien wel van het hele land, dat die dan zo’n rotziekte krijgt. Ik hoorde ook dat ze als een kasplantje op het laatste helemaal verzorgd moest worden en er helemaal niks van over was. Wellicht laat ik daarom de man in het verhaal in die brief aan Hawking vragen stellen over het heelal en God en de liefde en dat soort dingen. Maar in het heelal is er natuurlijk geen sprake van moraal, van rechtvaardigheid of van goed en kwaad. Het wordt allemaal gewoon vermorzeld of het ontsnapt even en wordt vervolgens alsnog vermorzeld.

Hoe ben je aan dit boek begonnen?

Het eerste verhaal dat maakte was ‘Jazz’ en dat had voor mij de bevrediging dat het iets was wat ik nooit met songteksten doe. Het is één orgie van krachttermen, maar zo wordt hier ook gesproken, in Amsterdam. Ik vond het op de één of andere rare manier zo’n perverse kick om al die woorden die ik altijd ingehouden heb zo keihard op het papier te gooien. En wat ik wilde vragen: heb jij enige voeling hebt met die opmerkingen die die Amsterdammers maken en hun taalgebruik? Daar ben ik wel even nieuwsgierig naar want als ik bijvoorbeeld ‘Het verdriet van België’ lees, denk ik dat ik de dialogen alleen maar een beetje begrijp omdat ik zo vaak in België ben geweest en dat ze zich ook verklanken als ik ze lees. Ik hoor die mensen dat zeggen.

We werden in de jaren ‘60 en ‘70 in Vlaanderen wel overweldigd door allerlei Nederlandse toestanden. De hitparadecultuur van Radio Veronica bijvoorbeeld, of de Berend Boudewijnkwis. Dat was als het ware puur Hollands kolonialisme. Ik denk, een groot aantal Belgen kunnen zich dit soort Amsterdamse branietaaltje makkelijk auditief inbeelden. Wij kennen in België ook Johnny Jordaan en Tante Leen.

Nou, ik vroeg me dat af want ik wilde een keer het verhaal uit het boek van ‘De Kloon’(clown) in Antwerpen voorlezen. Dat is een verhaal dat speelt in de streek hier boven Amsterdam, een beetje een achterlijk gebied, de punt van Noord-Holland, te vergelijken met de Westhoek bij jullie. En ik had aan iemand van het management gevraagd: kan ik dat wel doen? Met als antwoord: ja, dat snappen ze wel. Maar toen ik het deed kreeg ik nul reactie. Ken jij trouwens het typisch Amsterdamse fenomeen de dol? Dat ze beginnen te dollen, maar het heet ook een dol als het gebeurt. Het lijkt een beetje op wat ze in Brussel zwanzen noemen, maar dan harder. Mensen bijna levensgevaarlijk op de korrel nemen. En dat gaat dan steeds verder en als je niet goed reageert dan kan je echt vermorzeld worden, dan word je in reepjes gesneden.

Lekker dollen dus!
Vind jij Nederland trouwens een lollig land? Het verhaal ‘Stella’ speelt zich voor een deel af in Parijs. Misschien is Frankrijk pas écht een land, het mythische zuiden of zo, en Nederland daarentegen meer een ondergelopen polder?

Van alle Nederlandstalige bands die in België gespeeld hebben heb ik altijd het gevoel gehad dat wij het meest omarmd zijn en dat die aandacht, omdat ik er vaak alleen was voor interviews en dergelijke, dat die aandacht ook vooral mij gold. En er is me altijd de vraag gesteld waarom ik dacht dat dat was en langzamerhand is er bij mij wel het gevoel gaan leven dat naarmate ik zuidelijker kom, hoe meer ik me begin thuis te voelen. Ik loop in Nederland, mijn eigen land, nu en dan rond met een soort gevoel van druk. Eén druk is bijvoorbeeld: als je wilt spelen dan moet je er geld mee verdienen. Als je er geld wil mee verdienen dan moet je zorgen dat je opvalt in de media. En als je in Nederland wil opvallen in de media dan gaat dat meestal op basis van het feit dat je, zal ik maar zeggen, gewoon een hele grote bek hebt. Ik heb ook wel eens geprobeerd mezelf een grote bek aan te meten, en dat was telkens een pijnlijke mislukking. Zo ben ik ten ene male niet. Dat is bijvoorbeeld iets waardoor ik me wel eens niet echt thuis voel hier. Als je in Nederland in een televisieprogramma komt en dan niet binnen de twee minuten iets controversiëels zegt, dan ben je al een saaie gast. Die kerel die vragen we niet meer, hoor je ze denken.

Dat vinden wij als Belgen natuurlijk typisch Nederlands, de grote bek. Ik probeer voortdurend Nederlandse mensen te ontdekken die niet aan dat cliché beantwoorden. Maar er zit een vorm van waarheid in.

Het grappige daarvan is dan weer dat het net datgene is wat wij de Duitsers verwijten. Er komen bijvoorbeeld vijf Duitsers een café binnen gestormd en binnen de 10 minuten beginnen ze zich het café toe te eigenen. Het is met dit soort dingen natuurlijk altijd zo dat de mensen met de grote mond ook het meest in het oog lopen. Mijn vader die had een tennispark aan de kust waar het des zomers wemelde van de Duitsers en dan had je er daar inderdaad een deel brulboeien bij. Maar er waren ook een heleboel beschaafde Duitsers, zelfs met een heel subtiele humor die misschien wel zo subtiel was dat wij hem niet helemaal begrepen.