ERFENIS

Ik ben op een leeftijd gekomen waarop er mij een erfenis in de schoot kan vallen. Daar had ik echt nog niet over nagedacht.

Plots was er die som geld die ik kreeg van een notaris. Dat geld had ergens rondgezweefd in de levensgeschiedenis van een aantal mensen waar ik enigszins mee verwant was, uiteraard door puur toeval, door het feit dat ik als zaadcel daar en toen ergens terecht gekomen was. Tot mijn opluchting, zo mocht ik nu vaststellen, was deze cel die later ‘ik’ was geworden, terecht gekomen in een ontwikkeld land met een puik sociaal stelsel. Ik was een blanke man met een levensverzekering. Ik was niet geboren in het jaar 1936 te Stalingrad. Er was in mijn leven ook lijden geweest, door de schaamte vooral over mijn verleden. Spijt ook over mijn verlangens waar niemand zaken mee heeft maar die nooit werden vervuld. Maar kijk: deze zomer van 2008 kabbelde rustig verder, ik moest niet voor mijn leven vechten in de oorlogswinter van Stalingrad. Het leven ging zijn gangetje. Ik was dit weekend weer een keer onder de mensen geweest op dat heerlijke feest van Dranouter en ik had lekker een erfenisje verdiend. Nu ja, ik had het dus niet verdiend, het was mij in de schoot geworpen. Ik had het letterlijk tegen die notaris gezegd: werp het mij in de schoot: ik was gaan zitten met mijn dijen tegen elkaar op een stoel en ik had deze man bevolen: werp mij dit document in de schoot. Ik streef ernaar om spreekwoorden in het werkelijke leven tot stand te doen komen. Zo heb ik ooit een keer een gegeven paard niet in de bek gekeken, vooral omdat het gebit van die knol niet om aan te zien was. En nu zit ik hier gezellig thuis met een tas koffie en een boterham met camembert te luisteren naar hoe de ochtend zich voltrekt onder merelgekletter. Ik leef vandaag. En ook morgen misschien. Ik slaap onder een sterrenhemel, of in een paleis. Dat maakt mij niet zoveel uit. Ik kan u met mijn hand op het hart verzekeren dat het materiële mij nooit heeft aangesproken. Er was een tijd dat ik niets bezat, behalve een liederenkrans die niemand wilde horen. Later mocht ik mijn liederen dan toch voor de mensen gaan zingen en dat is het enige waar ik ooit naar heb gestreefd. De vreugde die ik daaraan beleef is met geen geld te betalen.
Ik las iets over de Bosjesmannen, die tot voor kort leefden als in de prehistorie, in de Kalahariwoestijn. Vandaag zijn zij hun skills aan het vergeten. Ze weten niet meer, zo vernam ik, hoe ze met een stok en wat hout een vuurtje moeten stoken omdat ze gewoon altijd zoals iedereen een allumeur gebruiken. Is dat erg, zo vraag ik mij af? Wij zijn ook vergeten wat er in het jaar tweeduizend voor Christus hier gebeurd is. Er leefde een koning in Stonehenge, hij zag de zon ondergaan en hij dacht de zon een god was die hij moest aanbidden in een monument van steen. Maar dat is heden ten dage nergens meer voor nodig. Wij hebben computers en mobiele telefoons en het is niet belangrijk dat we geen vuur kunnen maken met een stok, wij bezitten net als de bosjesmannen toch allumeurs. Ik bemoei mij in normale omstandigheden nergens mee maar ik zou hier nu deze gelegenheid te baat willen nemen nogmaals op sociaal vlak te willen pleiten voor de erfenissprong. Hebt u daar ooit van gehoord? Het is een mogelijk politiek en juridisch scenario dat inhoudt dat een erfenis niet naar de kinderen gaat maar aan de kleinkinderen wordt toegewezen en dat aansluit bij de filosofische theorie dat wij niet de bezitters zijn van deze aarde maar haar slechts in bruikleen kregen van onze kinderen. Ik heb dat potje geld dat ik ontving zonder er voor te moeten werken doorgestort naar mijn nageslacht dat, zo hoop ik, talrijk zal zijn. Allemaal jonge mensen die in de tijd na mij zullen leven en opa dankbaar zullen zijn dat ze met dat geld een betere wereld zullen kunnen maken en vrede stichten en bomen planten en water zuiver maken of misschien een brommertje zullen kunnen kopen op waterstofenergie of eventueel zelfs een pak condooms want er is inderdaad al volk genoeg op de wereld.

LUC DE VOS