KLEREN ZIJN BELANGRIJK
Ik liep vorige zomer voorbij Obius, een nogal dure klerenwinkel waar ze onder andere Prada verkopen. Ik zag een vrouw van, naar ik vermoedde, een jaar of zeventig naar buiten komen.
Ze had vele rimpels maar ook prachtig geblondeerd haar, haar lippen had ze knalrood geschilderd en ze droeg een gouden zomerjurk met rode bollen erop en in haar handen had ze twee tassen vol met nieuwe kleren. Oorringen droeg ze ook, reusachtige gouden oorringen en rode sandalen, met een hakje natuurlijk. Kleren zijn echt belangrijk. Nog belangrijker dan we denken.
Deze vrouw viel op in het straatbeeld door haar ongecompliceerde individualisme, haar uitdagende hedonisme. Zij was een bejaard meisje uit de duizend en ik werd vrolijk van haar verschijning.
Ik denk dat veel vrouwen van die leeftijd, in tegenstelling tot die dame die ik zag, graag tot een grote groep behoren waarin ze niet opvallen. Tot een zwijgende meerderheid waaruit toch een stem opklinkt, de stem van een stilte die spreekt over het grote gelijk dat die mensen denken te hebben.
Ik loop vaak op straat in mijzelf te dromen en naar de mensen te kijken en ik zie veel van die oudere vrouwen die bijna onzichtbaar zijn. Niemand werpt een blik op hun lichaam, op hun hoofd of op hun kleren wanneer ze langskomen, ze lijken te versmelten met de omgeving. Zelf kijken ze ook niet om zich heen. Ze maken nooit van die opvallende bewegingen. Alsof ze een gedragscode hanteren die zij van hun zusterzielen hebben aangeleerd. Alleen ik zie hen. Ik zie vooral hun kleren die hen onzichtbaar maken, zwarte handtassen, meestal grijze mantels, grijze hoedjes, platte beige schoenen. Ik bespied hen, en ze weten dat ik hen bespied. Ze weten dat ik ze zie in hun naaktheid, ze weten dat ze voor mij niet onzichtbaar zijn. Ze weten dat ik weet dat zij het genot hebben losgelaten, tientallen jaren geleden al. Zij naderden de veertig en het was genoeg geweest. De jeugd met zijn korte vreugde en met zijn soms oneindige verdriet was nu godzijdank voorbij. Zij konden onzichtbaar worden en in die grote groep van zwijgende oude vrouwen verdwijnen.
De westerse samenleving wordt bevolkt door miljoenen van dat soort mannen en vrouwen die niets meer verlangen, niets meer hopen en die wellicht ook niet echt willen weten wat het is om elke dag op zoek te gaan naar de vervulling van een verlangen, ook al gaat die zoektocht over een pad bezaaid met doornen, het pad van het individualisme en het hedonisme.
Gelukkig zijn er mijn homoseksuele medemensen. Mijn homoseksuele medemensen lijken het individualisme en het hedonisme hoog in het vaandel te voeren. Dat merkt u vooral aan hun kleren. Het leven is te kort om er onzichtbaar doorheen te sluipen, zo denken zij. Telkens ik homoseksuele mensen ontmoet, treft mij hun ijver om alles uit dit leven te halen wat er in zit. Dit in tegenstelling tot heteroseksuele mensen. Er zijn zoveel heteroseksuele mannen bijvoorbeeld die graag hun auto wassen en daar uren mee bezig zijn. Terwijl er zoveel goede Pakistaanse medemensen zijn die die auto wassen in een wip. Ik kan u bijvoorbeeld United Kashmir aanraden in Ledeberg. Ik heb echter nog nooit een homoseksuele man zijn auto zien wassen op zaterdagnamiddag.
Zelf heb ik geen aandacht voor de kleren die ik draag. Ik trek gewoon aan wat er in de kast ligt. Maar ik loop wel alle dagen in het rond te loeren naar de kleren die heteroseksuele vrouwen dragen. En vooral gaat mijn aandacht uit naar de minirok. Zijn daar reeds sociologische studies over gepleegd, zo vraag ik mij af, vooral naar dat grensgebied? Ik bedoel, waar is die grens? Is de minirok niet een voortdurende vraag naar waar die grens ligt? Waar, natuurlijk, is die onderbroek, zo vraag ik mijzelf voortdurend af. En waar ook, is datgene waar eigenlijk geen woorden voor bestaan, en waar ik in tegenstelling tot de geest van de tijd niet wens over te praten. Ik zal ophouden met nadenken over de onderbroeken van meisjes wanneer ik sterf. Dan pas zal ik rust vinden. Godzijdank.
LUC DE VOS
Comments are closed.