EEN FLAPDROL

Mijn vriend Rocky had zich die nacht niet lekker gevoeld en hij was bij mij blijven overnachten in de canapé. Toen hij des ochtends ontwaakte wilde hij zijn leven gaan veranderen.

‘Ik sta voor een nieuw begin, Vos,’ zo sprak Rocky met zijn verdwaasde luizenbol. ‘Vanaf vandaag ga ik alles anders en beter doen. Gedaan met de onnozelaar uit te hangen en nooit een keer domweg content te zijn met wat ik heb. Vos, gij zult mij een gang zien gaan, vent, wacht maar af. Ik ga beginnen met mij hier en nu een koud stortbad te nemen.’
Rocky ging onder de koude kraan staan en ik hoorde hem eerst zachtjes kermen en vervolgens luid beginnen brullen, als een varken dat geschoren wordt. Toen stond hij weer voor mij met een handdoek rond zijn lijf.
Ik sprak: ‘Bravo Rocky, wat een karakter! Nu voelt gij u zeker enorm verlost van muizenissen en voelt gij het bloed tintelen onder uw huid en zijt gij als een herboren mens? Ja toch?’
‘Helaas, Vos, ik heb het ijskoud en ik vrees dat ik een longontsteking hebt opgelopen. Ik denk dat ik weer in de zetel kruip.’
Falen is een mensenrecht, maar ik sta het mezelf niet toe, zo sprak ooit Marco Borsato in een interview met die andere gigant, Hugo Camps. Wij, de middelmatige mensen, want zo onvals bescheiden moeten we onszelf noemen, kunnen aldus met een gerust hart onze mislukkingen tegemoet treden. Enkel uitzonderlijke mensen zoals Marco Borsato hebben voor zichzelf de onmogelijkheid geschapen met mislukkingen te leven. Ik heb hier nog een andere uitspraak uit de krant gehaald, uit een interview met fotograaf Anton Corbijn: Vergissingen en zwakheden kunnen uiteindelijk een stijl worden. Daar moest ik aan denken toen ik de eer en vooral het genoegen had vorige woensdag een aantal liederen te mogen spelen op de opening van het academiejaar in de Aula in de Volderstraat, die heerlijke tempel der wetenschap. Gedurende de toespraken vooraf werd ik diep in mijn ziel getroffen door de uitbundige aanwezigheid van al die prachtige mensen die daar aan het avontuur van hun jeugd begonnen en meer in het bijzonder door een jonge man en een jonge vrouw, beide vertegenwoordigers der studenten die het woord voerden op het spreekgestoelte namens hun studiegenoten. Een diep achting gevoelde ik jegens deze vrolijke spruiten die, vrij van schaamte, gevat en kordaat, in aanwezigheid van allerlei hoogwaardigheidsbekleders over dingen kwamen vertellen als arbeid, studie, inzet, ernst maar het ook hadden over het geluk en de vreugde hier met duizenden onder vrienden te zijn in deze goede stad. Toch, ondanks mijn bewondering voor deze twee die als grote mensen reeds in het volle leven stonden, moest ik ook denken aan hoe ikzelf was in die tijd en aan mijn vele lotgenoten die, gekweld door twijfel, met angst en beven het echte leven dienden aan te vatten en daartoe niet in staat waren door onder andere een manifest gebrek aan talent maar ook door het pure ongeloof in de zaak van de studie en uiteindelijk het leven zelf. Deze doordeweekse, enigszins banale tragedie werd verwoord door een Engelse dichter die in die tijd leefde en de volgende verzen neerschreef: When you want to live, how do you start, where do you go and who do you need to know? Vooral dat laatste vers is hier van belang: Who do you need to know? Ik kende niemand en niemand kende mij, mede ook door mijn eigen stomme schuld. Ik was te beroerd om echt te praten met mijn lotgenoten. Ik was een flapdrol in die tijd, ik zat samen met nog een stel andere op voorhand gebuisde flapdrollen achteraan in het auditorium te dromen van iets dat onmogelijk was: het ware leven onder de mensen. Daarom zou ik van hier uit een oproep willen doen aan de studenten en met name ook aan de studentenvertegenwoordigers. Schenk ook aandacht aan zij die niet het talent en de menselijke vaardigheid hebben om mee te gaan op dit avontuur waarover u sprak. Spoort ze op en praat met hen en steunt hen. Het zijn gevangenen in hun eigen web van onmacht. En de gevangenen bevrijden is een werk van barmhartigheid.

LUC DE VOS