ZONDER PENALTY

Toen ik een kleine jongen was speelde de ploeg van ons dorp kampioen in vierde provinciale. Het was het jaar waarin Standard Luik landskampioen werd, en onze ploeg had dezelfde clubkleuren als Standard, rood en wit. Dat vond ik op dat moment een opmerkelijk feit. Ik ben toen gaan kijken naar de kampioenenviering. De ploeg moest nog een laatste match spelen maar ze waren al zeker van de titel. Zelf voetbalde ik niet en ik had er ook weinig belangstelling voor. Ik kroop liever in de bomen en verbeeldde mij dat ik Tarzan was. Ik was een echte bosaap. Maar die dag ging ik dus kijken, ik wilde delen in de vreugde van de kampioenen.
Ik ging tussen het publiek staan aan de betonnen afsluiting. Er stonden twee mannen naast mij, twee arbeiders die in dezelfde fabriek als mijn vader werkten en die ik vaag kende. Ze hadden precies al een slok op. Ze waren altijd maar liedjes aan het zingen, van die voetballiedjes. Ik kende een paar van die liedjes. Die had ik al jongens op straat horen zingen, vooral dat ene liedje: ‘en als we winnen is dat zonder penalty!’ De mensen kennen dat liedje wellicht, het heeft dezelfde melodie als de beroemde hymne: ‘en als we dood zijn groeit er gras op onze buik.’
Ik liep dat liedje eigenlijk heel te tijd te zingen in huis. Mijn moeder werd er horendol van. En nu stonden die twee mannen mijn lievelingsliedje te zingen daar naast mij. Ik genoot met volle teugen maar durfde niet mee te zingen. Ik was met moeite tien jaar en ik dacht: die mensen mochten misschien denken ik dat ik hen stond uit te lachen.
Terwijl ze nu dit lied aan het zingen waren kreeg onze ploeg op dat moment een penalty van de scheidsrechter. De spits aarzelde niet en schoot de bal in de netten voorbij de kansloze keeper van de tegenpartij. We waren al kampioen en nu kregen we nog een penalty ook, het geluk was aan onze zijde.
Toen het gejuich verstomde wilden de mannen weer gaan zingen. Ik zag de ene naar de andere kijken en ik zag die ene aarzelen. Maar plots begon hij met een ernstige blik in zijn ogen te zingen, alweer van: ‘en als we winnen is dat zonder penalty!’
De andere man onderbrak zijn broeder: ‘zeg, maar we hebben toch wél een penalty gehad,’ zo sprak hij, geheel terecht. Maar die ene zei: ‘ja, maar we waren dat liedje nu toch al aan het zingen en dat liedje dat gaat nu eenmaal zo.’
Waarop ze beiden inderdaad weer begonnen te zingen van: ‘en als we winnen is dat zonder penalty!’
Sindsdien heb ik het voetbal niet echt meer van dichtbij gevolgd.

LUC DE VOS