DAT IS JAMMER

Ik heb weer iets bijgeleerd, en dat op mijn leeftijd. Het was iets over Status Quo, die popgroep van vroeger.

De meeste mensen kennen Status Quo van hun hits uit de jaren zeventig. Roll Over Lay Down en Rocking All over The World en zo. Er was een tijd dat ze dat soort platen draaiden op de T-dansants, zo heetten de fuiven vroeger. Er bestond nog geen dance en urban music. U moest staan dansen op gewone liedjes. En u kon ook meezingen en luchtgitaar spelen. Goed dat die tijd achter ons ligt.
Weinig mensen weten dat Status Quo een verleden heeft in de psychedelische sector. Op het einde van de jaren zestig zijn ze zo begonnen, Rick Parfitt en Francis Rossi, de twee zangers en songschrijvers van Status, als hippies. Ze hadden een liedje toen en dat heette Pictures of Matchstick Men. Ik was een kleuter in die tijd en het was eigenlijk het eerste liedje dat ik bewust begon mee te zingen. Mijn introductie in de popmuziek. Pitjer of mazziman, zong ik, kleuter zijnde. Ik liep het hele dagen te zingen. Mijn vader werd er zot van. Die jongen zal later misschien nog een zanger worden, zag ik hem denken, wat een ellende! Niet veel later overleed hij.
In de jaren zeventig als aankomende puber, Engels geleerd hebbende, ontdekte ik dus dat het Pictures of Matchstick Men moest zijn en niet pitjer of mazziman. Maar wat bedoelden ze daar toch mee? Schilderijen of foto’s van luciferventjes. Uit welke onmogelijke combinatie in het brein van Parfitt of Rossi moest die lyriek ontsproten zijn? In die psychedelische tijden kon alles. Hoe ik ook op cerebrale wijze zocht naar een betekenis, ik kon er geen touw aan vastknopen, aan die titel. Nergens vond ik enig aanknopingspunt, een verwijzing in de literatuur, in de kunst of in het dagelijkse leven. Ik moest mij neerleggen bij de feiten. Deze zinsnede betekende gewoon niets. Het was wellicht een ingeving van het moment van de tekstschrijvers, onderhevig als zij moeten zijn geweest aan geestverruimende middelen die in die tijd, net als nu, welig tierden.
Tot ik deze week op de Engelse televisie een documentaire zag over Engelse landschapsschilders. Ik ben een groot bewonderaar van de bekende negentiende-eeuwse landschapschilders Constable en Turner e.a. Ik weiger daar ironisch over te doen. Ik zie dat graag, dat soort imaginair-realistische kunst, dus bleef ik kijken. Een der kunstenaars die werden belicht was een zekere Laurence Stephen Lowry die in het begin van de vorige eeuw leefde en schilderde in het industriële landschap van Manchester, zijn geboortestad. Hij was iemand met een eenvoudige dagtaak die na zijn uren schilderde, een zondagsschilder eigenlijk. Zijn moeder hield niet van zijn schilderijen. Ik zag gestileerde nijverheidshuizen en opslagloodsen, fabrieken en beluiken, met in de straten van Manchester een heleboel kleine, graatmagere, spichtige figuren die in dat decor rondliepen. De commentaarstem op de televisie sprak: ‘hier ziet u inderdaad, dames en heren, de beroemde pictures of matchstick men van Lowry.
Na dertig jaar was het mysterie opgelost. Parfitt en Rossi hadden het over de schilderkunst van Lowry in dat lied. En blij dat ik was, dat ik het eindelijk wist maar vooral dat ik iets had bijgeleerd.
Ik wil deze heuglijke gebeurtenis verbinden aan een andere recente ervaring. Ik zag deze week in een weekblad reclame voor een radiozender waarin werd gemeld dat dit station enkel en alleen de grootste hits uitzond, echt alleen maar de allergrootste hits. Er stond een foto bij van een verzamel-CD. Op de hoes van die CD stonden de namen van een aantal nummers, maar de meeste waren doorgehaald met een zwarte stift: onleesbaar gemaakt en afgeschaft. Die nummers zouden nooit op die zender gedraaid worden. Er bleven nog twee nummers over die niet waren geschrapt en dat waren Every Breath You Take en Careless Whisper. Ik moest denken aan Pictures of Matchstick Men. Mensen die naar die zender luisterden zouden verstoken blijven van dat heerlijke lied. En toch moesten er onder hen individuen zijn, die, mochten zij het horen, meteen verkocht zouden zijn en verknocht aan dit lied. Meer nog, het zou eventueel die mensen hun lijflied, hun lievelingslied kunnen worden, dat kon niet anders. Ergens op een bouwwerf moest er een jonge arbeider rondlopen die helemaal kapot zou zijn van dit lied dat hij niet kende. Nu zou deze bouwvakker nooit zijn eigen lievelingslied leren kennen en zou hij sterven zonder ooit dat lied te hebben gehoord. Ergens vind ik dat toch jammer.

LUC DE VOS