MARIE CLOQUET: EEN VERVALSTE GESCHIEDENIS

Een uitzending van National Geografic: archeologen hebben skeletten maar geen sporen gevonden van artefacten van mensen die tienduizend jaar geleden in Zuidoost-Azië leefden.

En dat is logisch. Zij woonden in bamboewouden en maakten, wie weet, wellicht, zo moet men aannemen, al hun dagelijkse gebruiksvoorwerpen en afbeeldingen van goden uit deze vergankelijke boomstammen en bladeren en takken van bamboe, wat eigenlijk een grassoort is. Alle sporen van die beschaving, die zeker bestaan heeft – getuige de miljarden huidige nakomelingen van die voorouders – zijn uiteindelijk in de aardbodem verteerd en opnieuw in het woud opgegaan.

Wie weet – wellicht – zo moet men aannemen.
De vroege geschiedenis van onze soort is een wetenschap, een beschrijving die uitgaat van veronderstellingen, vanuit een logica van mannen en vrouwen en kinderen die onder de blote hemel en van de natuur leefden. Laten we zeggen dat de keuzes van het individu beperkt waren. Eerst was er het vreten en dan de moraal, en verder geen gezeur. We veronderstellen dat die mensen toen logisch nadachten over voedsel en leefomstandigheden. Veel ironie zal er niet aan te pas zijn gekomen.

In onze streken, van Afrika tot Europa en verder, vinden we sporen die getaand of half vergaan zijn maar nog bestaan omdat ze uit steen, brons of ijzer werden gemaakt. We zien zelfs schilderijen van verf van duizenden jaren oud die, beschermd tegen weer en wind, bewaard werden in grotten. Maar zelfs het hardste materiaal vergaat, de toren van Babel werd verstoven in het zand en van de piramiden rest slechts een puinhoop, en die zijn pas een aantal duizend jaar oud, dat is een oogwenk in de geschiedenis van de aarde. Mensen zoals wij zijn er nog niet zo lang, volkeren die in huizen woonden en dingen opschreven en juwelen maakten en niet hoefden in het rond te zwerven op zoek naar proteïne in mammoetenlevers of bosbessen. Pas sinds eergisteren groeiden er voor het eerst gewassen en graasde er vee aan de oevers van de Nijl en de Eufraat. En sinds die tijd hebben de mensen deze aarde overspoeld met nieuwe dingen die ze maakten en die kapot gingen en die zij vervolgens achterlieten. De wereld is een reusachtige puinhoop van materialen waarin wij de gedachten en de handelingen van de mensen van vroeger denken te kunnen aflezen en wij projecteren op hen onze vermoedens, vanuit onze eigen logica. Toen archeologen in een graf bij Stonehenge een gouden helm vonden bij een skelet, veronderstelden zij: nu, dit moet de koning van Stonehenge zijn geweest, niemand zal voor de lol een gouden helm in dit graf hebben gelegd om latere onderzoekers voor de gek te houden. In die oertijden hadden de mensen wellicht noch de tijd noch de energie om zich bezig te houden met ironie of zoiets onlogisch als humor. Daar moeten wij vanuit onze logica van uitgaan.

Wanneer ik de collages van mijn goede vriendin Marie Cloquet bekijk zie ik hoe zij letterlijk de geschiedenis opnieuw aan het uitvinden is en zie ik de ironie van een geconstrueerde industriële archeologie die geen enkele logica volgt. Deze vergane schepen en restanten van de twintigste eeuw bestaan niet echt, zo komen uit het brein van iemand die het puin van een recente beschaving opnieuw heeft samengesteld. Wil zij hiermee de waarnemers die nu leven en die onze tijd zien als de voltooiing, het eindpunt van de geschiedenis twee keer doen nadenken? Of wil ze met deze wonderlijk onmogelijke constructies, die toch echt lijken, latere archeologen een pad in de korf zetten, zoals die man of vrouw die vierduizend jaar geleden voor de lol een gouden helm bij een skelet had gedropt? We kunnen het alleen maar vermoeden. Maar naar het schijnt is de lijkwade van Turijn ook een middeleeuwse vervalsing door een of andere grappenmaker.

LUC DE VOS