KLYTAEMNESTRA, GEITGESIKTE HOER

De parlementaire vergadering telde donderdag slechts drie aanwezigen: premier Verhofstadt, Stefaan De Clerck van de CVP en ikzelf, politiek verslaggever van omroep Studio Brussel. Ik zat op de perstribune, als bevoorrecht toeschouwer van een incidentrijke vergadering.

Verhofstadt betrad het spreekgestoelte met een geheimzinnige glimlach op zijn gezicht.
De Clerck begon meteen te brullen. ‘Verhofstadt, gij dommerik gij, met wat voor idiote maatregelen gaat gij ons nu weer om de oren slaan?’
‘Meneer De Clerck, ik wil het vandaag hebben over het jeugdcultuurbeleid,’ zei de premier.
‘Jeugdcultuurbeleid, jeugdcultuurbeleid, gij zijt zelf nog een kind, en wat weet gij van cultuur gij, onnozelaar.’
‘Kijk, meneer De Clerck, het is mij beu telkens door u afgeschilderd te worden als zijnde een intellectueel lichtgewicht. Ik heb vandaag voor de gelegenheid een cultureel gedicht gemaakt. Ik vraag u eventjes geduld, ik moet mijn materiaal opstellen.’
Verhofstadt haalde uit een bezemkast een diascherm, een videoprojector en een cassetterecorder te voorschijn en begon verwoed het boeltje ineen te vijzen.
Toen hij klaar was met prutsen verschenen op het scherm achter hem verknipte videobeelden van een Oost-Duitse pornofilm uit de jaren zeventig. Uit de cassetterecorder kwam een wazige maar knalharde dreun, waarbij op de achtergrond het geluid van krekels en termieten te horen was. Een soundscape met andere woorden. Verhofstadt had ook een zak potgrond meegebracht die hij over zijn hoofd uitgoot. Stefaan De Clerck stond er bij en keek er naar.
‘En dan nu mijn gedicht, Meneer De Clerck, getiteld: Klytaemnestra, geitgesikte hoer.’
De premier begon te declameren:

Agamemnon kwam de berg afgedaald, lomp als een boer Klytaemnestra zag hem komen, die geitgesikte hoer
Paris droeg de stenen naar de ingang van de grot
Nestor en Stentor zaten daar gevangen in hun kot
Klytaemnestra plukte pruimen als kokosnoten zo groot
Orestes, kleine Orestes keek in de ogen van de dood
Een brandstapel bleek sterrenlicht in de manen van de leeuw
Een treurlied op de zwanenzang van Johan Musseeuw

‘Voila, meneer De Clerck,’ sprak de premier, ‘en nu gij.’
De Clerck ging meteen in de tegenaanval. ‘Verhofstadt, jongen toch, met wat komt gij nu nog af. We leven wel in het jaar 2002, jongen. Poetry met soundscapes en dat soort kruisbestuivingen, denkt gij daarmee aan jeugdcultuurbeleid te doen? En die Duitse pornofilms en die zak potgrond om over uw hoofd te gieten, waar haalt gij dat vandaan? Dat is volledig uit de mode, jongen, dat is voorbij. En die Griekse mythologie, dat is ook volledig gedaan.’
‘Kijk, meneer De Clerck, we hebben met het partijbureau een mondelinge enquête gehouden bij jongeren in verband met cultuur en er waren vier aspecten waar de jeugd vandaag belangstelling voor toont, te weten: de Griekse mythologie, soundscapes, potgrond en Duitse pornofilms uit de jaren zeventig.’
‘En waar hebt gij dat onderzoek gehouden?’ vroeg De Clerck.
‘Vorig jaar tijdens De Nachten in De Singel in Antwerpen.’ zei Verhofstadt.
‘Vorig jaar! Maar ondertussen zijn we al een jaar verder en dat is een eeuwigheid binnen de jongerencultuur. Ik zal het u vertellen, Verhofstadt. Griekse mythologie is uit, Azteekse mythologie is in. Duitse pornofilms zijn uit, Portugese porno is in. De soundscapes zijn afgeschaft en de potgrond hebben ze ondertussen vervangen door rijnzand. Volgens mij zijt gij verkeerd bezig, jongen. In uw plaats zou ik ontslag nemen.’
Toen barstte de eerste minister in tranen uit, onder luid hoongelach van zijn kwelgeest.

Luc De Vos