GOD IS EEN DJ

God is een DJ. DJ’s zijn overal en op alle plaatsen en zij kunnen niet falen.
Dat is het verschil met de jongens en meisjes die muziek maken aan de hand van instrumenten: zij kunnen falen. Ervaring heeft geen impact, telkens opnieuw staan zij daar naakt aan de startmeet, het kan vriezen en het kan dooien. Dj’s hebben reeds al hun punten op voorhand, het werk is al af nog voor ze eraan beginnen, ze starten vanaf 100 en ze kunnen alleen nog hoger, naar 101 en 102 of zelfs naar 200, zoals Regi. Diegenen die zichzelf artiest noemen, starten vanaf nul en zij moeten proberen aan honderd te geraken. Soms lukt dat niet. En dat komt door de omstandigheden: die kunnen tegenvallen. Gij kunt als zanger met het verkeerde been uit bed zijn gestapt en de mensen kunnen slecht gezind zijn omdat het regent. Men zou het kunnen vergelijken met een opstel schrijven: de zangers en muzikanten komen op het examen opstel en de meester zegt: ‘ziehier het onderwerp van uw opstel, het moet drie bladzijden lang zijn en begint er maar aan, gijlie hebt twee uur de tijd.’ DJ’s krijgen binnen deze vergelijking een week op voorhand het onderwerp van het opstel en ze kunnen het eventueel ook door iemand anders laten schrijven of zelfs gewoon van het internet plukken, ze hebben gewonnen op voorhand. De jongens en meisjes uit de rock en roll kunnen dat niet. Of het optreden slaagt of niet, dat ligt in de handen van God, zou ik zeggen, mocht ik niet geloven dat God ons als een vrij wezen op de aarde heeft gezet om de zaken in eigen handen te nemen. De God van het christendom die het vrije initiatief een warm hart toedraagt is in dit opzicht een neo-liberale God. Nu zullen sommigen onder u zeggen: dat is allemaal niet eerlijk! Maar wie had er ooit beloofd dat het leven eerlijk zou zijn? Zaterdag mocht ikzelf spelen op een festivalletje in Beselare. Naast de kerk stond een eenvoudig podiumpje en er waren een paar honderd mensen aanwezig. De omstandigheden zaten mee, het geluid klonk uitstekend, de zon scheen, de mensen stonden aandachtig te luisteren en ze moesten lachen met dat ene mopje dat ik tapte en op het einde toen ik Mia speelde zong iedereen mee, en zelfs Yorgos en Yunes van The Hickey Underworld, de band die na mij moest spelen, kwamen meebrullen. Daarna dronk ik nog iets terwijl de Hickeyboys de pannen van het dak speelden. Weet u wat, dacht ik op dat moment: ik ben dankbaar dat ik hier mag zijn. Ik was gelukkig omdat ik mij daar op die plek in het heelal mocht bevinden en dat ik een deel van dit geheel mocht uitmaken. De omstandigheden zaten mee, maar voor hetzelfde geld was het tegengevallen. Er was onlangs enige commotie ontstaan omdat een bekend artiest een enigszins mislukte performance had gegeven en de mensen waren verontwaardigd, zo bleek vooral ook binnen de pers, omdat die artiest had gefaald. Ik begreep de commotie niet. Ik ken deze man persoonlijk en hij is een waarlijk groot artiest die in het verleden schitterende concerten gaf en ook mindere, soms voelde hij zich niet al te lekker en dan was het een minder goed concert dan de keer ervoor, er was niet aan te verhelpen. Ik zei het al: men start altijd van nul, het kan vriezen en het kan dooien, rock en roll is zoals het leven en de werkelijkheid zelf en maakt geen deel uit van de kunst omdat kunst in wezen een commentaar op het leven is, een poging tot het beschrijven van de werkelijkheid.
Na the Hickey Underworld speelde de goede DJ Christophe Lambrecht ten dans. Hij draaide meteen die verrukkelijke danshit Hey boys, hey girls (superstar DJ’s, here we go!) van The Chemical Brothers. Christophe had al op voorhand gewonnen en de tent ging door het dak. Ik was verheugd. Er kwam een klein rancuneus mannetje naast mij staan dat sprak: ‘Ja, Vos, zo kan ik het ook, die gast draait gewoon de allerbeste dansplaat aller tijden en de hele tent staat op haar kop, zo is het niet moeilijk!’ En ik zei: ‘Ja, beste vriend, maar wie heeft er ooit beweerd dat het leven moeilijk moest zijn?’

LUC DE VOS