STUBRU 14

Voor zo’n eenvoudige boerenzoon op speed zoals ik zijn het leven en de wereld en de werkelijkheid eigenlijk veel te ingewikkeld. Ik snap er in wezen geen bal van. Zaterdagavond diende ik alweer mijn levensliederen te zingen op een bal van de C.V.P. En al die prachtige mensen van die schitterende partij die zongen mijn liederen mee. Dat vind ik altijd fijn als de mensen mijn liederen meezingen. Na het optreden was ik mede hierdoor vrolijk aan het drinken gegaan. Ik kwam op de T-dansant van de burgemeester terecht en daar was er iemand aanwezig, een lief klein monstertje dat ik nog kende vanuit het verleden. Met blond haar en kleine borsten, en met van die poezelige voetjes in van die zwarte gelakte schoentjes. En vervolgens daalde alweer de duisternis over mij neder en zo. Allemaal gezeik natuurlijk, maar ondertussen zit je er toch maar mee.
En daarover zing ik dan mijn liederen want dat is mijn taak hier op de aarde. Het gaat maar door en het houdt nooit op. Ik speel deze gitaar en ik zing dit lied met deze stem.
Verder ben ik een heel gelijkmoedige mens. Ik heb vandaag alweer een lied geschreven, God is mij genadig geweest. Dit was een fijne dag. Soms op feesten dan komen de mensen eens met mij babbelen. Dat heb ik graag want daar doe je het toch allemaal voor. Als ik een liedje zing, wil jij dan mijn vriendje zijn alstublieft? Zo eenvoudig is het allemaal. We moeten ervan uitgaan dat het geluk een bezigheidstherapie is voor de vrouwen en de kinderen. Geluk, daar heb ik dus geen tijd voor. Ik moet alsmaar liederen maken en zingen. Dat is mijn streven en daar heb ik vrede mee.
Soms dan ben ik dronken, vooral als ik een beetje te veel gezopen heb. Ik zoek geen troost. Troost is trouwens een bezigheidstherapie voor de nonnetjes. Maar af en toe brengt het leegslurpen van een fles een vorm van verzoening met mijn eigen lot teweeg binnen in mijn ziel. Dit gegeven probeer ik eigenlijk voortdurend aan de mensen uit te leggen. Zo stond ik dinsdagavond op de Poppoll van Humo alweer tegen iedereen aan te zeiken om het allemaal nog eens goed duidelijk te maken.
Door omstandigheden stond ik plots oog in oog met een meisje met zwarte krullen die zei dat haar ouders uit Griekenland kwamen en dat ze Klytemnestra heette. Ik verafschuw Grieken, zo sprak ik. Ik ben ooit eens buitengesmeten door een Griek uit zijn restaurant omdat ik al zijn taloren aan het kapotsmijten was, want dat had ik op de televisie gezien, dat doen Grieken als ze vrolijk zijn, en ik dacht die gast daar een plezier mee te doen door de folklore van zijn land op deze manier te huldigen. Ik ben van oordeel dat Turkije aan Griekenland de oorlog dient te verklaren om zodoende het Griekse volk tot zijn slaven te maken, zei ik, dat zal ze leren.
Toen begon dat kind natuurlijk te janken. Het was nochtans allemaal om te lachen. Tegen Tom Barman, die daar ook aanwezig was omdat alweer hij en niet ik de poppoll had gewonnen, ging ze vertellen dat ik haar lastigviel en toen heeft Barman mij buiten op de kasseien gestampt. Maar dat was niet erg want ik wilde toch naar huis. Mij zien ze niet meer op hun feesten.

Luc De Vos