HET ONVERVULBARE

Soms moet ik mij noodgedwongen van huis begeven. Dan moet ik ergens in het land een feest gaan opluisteren met mijn gezeik. In de meeste gevallen krijg ik daarvoor een loon uitbetaald zodat het leven alweer verder kan gaan en ik alvast de volgende dagen niet hoef te tobben of er morgen nog brood op de plank zal zijn.

Onlangs echter was dat ene feest waar ik diende aan te treden op het randje van verlieslijdend en de directeur van de zaal kwam me melden dat er helaas geen geld meer over was om, na aftrek van alle kosten, de artiest uit te betalen.
‘Jamaar,’ zo opperde ik, ‘u hebt toch ook de mensen betaald die zorgden voor het ontsteken van het licht, het schrobben van de vloer, het zetten van de koffie, de algemene hygiëne. U honoreerde de obers die de champagne ontkurkten, de portiers, de liftboys, de juffrouw aan de vestiaire, de timmerlui die in hun grote magazijnen de gigantische advertentiepanelen voor dit feest ineenknutselden, alsmede het medisch personeel op stand-by.’
‘Natuurlijk, in princiep hebt u gelijk,’ zo weerlegde de directeur, ‘maar deze mensen die u opnoemt hebben dan ook echt gewerkt. U hebt slechts een aantal liederen gezongen. Het waren trouwens over algemeen uitstekende liederen die vertelden over dingen die u diep raken en daarom ook ons in zekere mate ontroerden. Met de beperkte verbeelding die u bezit weet u soms met een aantal eenvoudige maar rake beelden het hart van de mensen te treffen. Is dat dan geen beloning op zich? U moet zich niet zo richten op het verwerven van goederen, dat brengt alleen maar verdriet teweeg en teleurstelling.’
De directeur vervolgde: ‘uw liederen handelen vaak over het ongrijpbare, over iets wat voorbij is of iets waar u naar verlangt maar dat nooit uw deel zal worden. Een ander maar gelijklopend thema in uw werk is het onvermogen van de mens tot communicatie. U vertelt bijvoorbeeld over een ontmoeting met iemand die u heimelijk liefhad. Uit lafheid of uit stomheid durfde u die liefde echter niet te uiten. Kortom, het bekende oude liedje. Eerlijk gezegd vind ik dat uw thematiek soms gaat vervelen. U mag zichzelf niet te zeer beperken bij de keuze van uw onderwerpen, u moet het als het ware opengooien. Er is immers meer tussen hemel en aarde. Ik merk bijvoorbeeld dat u in uw werk duidelijk het thema van het lichamelijke, het thema van de blinde lust als u wilt, uit de weg gaat. U richt zich te vaak op een gekunsteld beschrijven van het geestelijke. Er wordt verlangd, spijt gehad, wanhoop beleefd, met een hunkerende blik langs allerlei walletjes gelopen en als een schorre wolf naar de maan gehuild dat het een aard heeft. In onze tijd werkt dat niet meer, het spreekt de mensen niet meer aan, dat hopeloze gemier over het onvervulbare. Kijk, nooit wordt er eens echt gebuffeld in uw liederen, nooit wordt er eens als een dolle stier van bil gegaan dat het niet mooi meer is.’
‘Ik weet wel hoe dat komt, hoor, ging de directeur nog steeds verder. ‘Ik heb heel veel over u gehoord en zo weet ik dat u uw oude oma, die u heeft opgevoed nadat u reeds op jonge leeftijd wees was geworden, geen verdriet wil doen door over allerlei scabreuze dingen te zingen. Ze heeft u immers in eerbaarheid grootgebracht en u op het hart gedrukt steeds kuis in uw gemoed te zijn. En ze had al zo’n verdriet gehad toen u besloot zanger te worden en niet, zoals in uw familie gebruikelijk was, voor het ambt van rechter koos. Maar nu is de tijd gekomen om al die ballast overboord te gooien. U kunt toch niet met alles en iedereen rekening blijven houden. Kunst moet zich vrij kunnen bewegen. Ga aan de slag en durf een paard een paard te noemen. Dit alles geef ik u als goede raad mee,’ zo eindigde hij.
Ik was ondertussen in huilen uitgebarsten. Ik viel de directeur in de armen en beloofde hem het vanaf morgen of overmorgen anders en beter te gaan doen. Nadien was er nog een feestje waarop ik mezelf heel veel moed indronk en dolverliefd werd op een meisje dat op den duur alles voor mij betekende en zonder wie ik niet meer zou kunnen verder leven en dat diep in de nacht afscheid van me nam en samen met haar vrijer de feestzaal en mijn leven uitliep en dat ik wellicht nooit, maar dan ook nooit meer zou weerzien.