OMGAAN MET KRITIEK

Ik ging vorige week naar de première van de nieuwe voorstelling van Tom Lanoye, Veldslag voor een man alleen. Ik had toch niets anders te doen. Ik kon kiezen: ofwel in café De Video gaan zitten dromen bij een paar duvels, ofwel die monoloog van Tom Lanoye gaan aanschouwen.

Eerst was mijn hart nog vervuld van twijfel. Bij een paar duvels zitten wegdromen in de Video, dat is het liefste wat ik doe. Maar ik besef dat ik de mensen in de Video daar vooral mee op hun zenuwen werk. Goede mensen zijn het, die het oneerlijk vinden dat zij zelf zo jong en mooi en intelligent zijn en een heleboel lol met elkander trappen en leuke gesprekken voeren over seksualiteit en cultuur terwijl ik daar eenzaam aan de toog zit weg te dromen bij een paar Duvels. Arme man, denken ze, we zullen hem troosten. En dan komen ze bij mij staan en zeggen ze: ‘wel, Vos, gij zit hier zo eenzaam weg te dromen bij een paar duvels. Kom bij ons zitten, dan kunt gij wat babbelen met ons.’ Maar ik weet toch helemaal niets te verzinnen om over te babbelen en dan voelen die mensen zich schuldig omdat ze denken dat ze op mijn zenuwen werken en dan worden ze ambetant en is heel hun avond naar de maan.
Aldus heb ik al heel wat goede mensen, die de vreugde van het samenzijn hoog in het vaandel dragen, met mijn onaangepast gedrag diep ongelukkig gemaakt, enkel omdat ik aan de toog wens te zitten dromen bij een aantal duvels. Het is om zot te worden. Van hieruit wil ik deze brave lieden groeten en hen bedanken voor hun liefde en hun aandacht.
Ik zei tegen mezelf, niet luidop maar in stilte: laat ik dit keer eens wat cultuur meepikken. Het mocht wel niet te moeilijk zijn. Geen lezing van Stefan Hertmans of een toneelstuk van Jeroen Olyslaegers. Neeneen, een goede ouderwetse monoloog van Tom Lanoye, die schrijft tenminste naar de mensen toe.
Ik heb er achteraf geen spijt van gehad. Geen ogenblik dacht ik eraan de zaal te verlaten en naar de Video te gaan om er weg te dromen bij een aantal duvels. Integendeel, tot op het einde toe bleef ik geboeid in mijn stoel zitten zonder in slaap te vallen. Lanoye acteerde als een Thespis, las voor uit zijn monstertrilogie en declameerde de door hem vertaalde gedichten van de war poets. Wat wil een postmoderne mens nog meer? Ik heb gelachen van plezier en gehuild van ontroering. Er was ook een schoon decor, echt waar, en de muziek was ook heel goed. Naast de vorm was er ook inhoud, enorm veel inhoud eigenlijk, teveel inhoud om op te noemen. Het ging over van alles en nog wat. Dat heb ik altijd graag, dat er naast veel vorm ook veel inhoud is, dat het over van alles en nog wat gaat en dat vorm en inhoud elkander aanvullen. Nu, dit was hier ten stelligste het geval.
En dansen dat hij kan, onze Tom! Hij trekt een ouderwets majoorskostuum aan en danst een lollig dansje op een lollig muziekje. Op een bepaald moment in de voorstelling bevindt de gelauwerde schrijver zich in de darkroom van een homobar en steekt aldaar zijn broek af want wat moet men anders doen, zo meen ik, wanneer men zich in een darkroom bevindt? Dat is toch logisch. Dit was het meest functionele naakt dat ik ooit op een scene mocht aanschouwen.
Wat lees ik tot mijn ontsteltenis in de gazet de volgende dag? Dat het allemaal op niets trekt. Om onduidelijke redenen, zo schrijft de gazet, gaat Lanoye tijdens een uithaal naar het lederbar-milieu uit de kleren en even later voert hij een stuntelig dansje uit, met de melig humoristische ondertitel Holebi on ice. En dat hij de helft van de tijd zijn tekst afleest van een blad, dat konden ze bij de gazet ook niet verdragen. Dat vind ik persoonlijk net goed, dat hij zijn papieren er bij had. Ik word zo zenuwachtig van acteurs die heelder lappen tekst van buiten moeten leren. Ik ben dan altijd bang in hun plaats dat ze daar gaan staan met een black-out en hun mond vol tanden.
Wat dient in deze onze houding te zijn? Het antwoord ligt voor de hand: trek het u allemaal niet aan en blijf de volgende keer gewoon in de video zitten wegdromen bij een paar duvels en laat de wereld aan u voorbijgaan en bemoeit er u niet mee, met de cultuur. Men zou ook kunnen de pen ter hand nemen en een lezersbrief naar de gazet sturen om de recensenten er op te wijzen dat zij dwalen. Dat zou dapper zijn, een polemiek opstarten over de rol van de kritiek. Moet de criticus zichzelf niet bevragen als zijnde een broodschrijver, gevangen in het web van de postmoderne media die vooral door hun vluchtigheid gekenmerkt worden? Dient kritiek niet eerder een intens en langdurig proces te zijn van een polemische interactie tussen kunstenaar en criticus? Vragen, allemaal vragen. Ik word er al moe van op voorhand. Ik ga er mij dus inderdaad niet mee bemoeien.

LUC DE VOS