Kwetsbare clown

Dag Vos, De tijd bleef stil staan toen ik gisteravond via een vriendin het bericht kreeg dat je er niet meer was. Het nieuws moest op dat moment nog bevestigd worden, maar ik voelde meteen dat het deze keer niet om de zoveelste onnozele hoax ging. Nochtans wilde ik dat heel graag geloven. Vos kan niet dood zijn, want ik heb Vos twee weken geleden zelf nog gesproken op de Boekenbeurs. Die zin gonsde als een mantra door mijn hoofd. We hadden het over alles en niks, toen. Zoals gewoonlijk.

Je kon heel ernstig grappig zijn, en andersom. Het was maar een vluchtige babbel, want ik was er om dEUS te interviewen en het moest vooruitgaan. Ik beloofde dat ik je nieuwe boek zou kopen, omdat het interview me was bijgebleven dat Christophe Vekeman met je had afgenomen. In zijn zinnen schemerde de Luc De Vos door zoals ik die door de jaren heen ook had leren waarderen. En toch: ik zou liegen mocht ik zeggen dat we boezemvrienden waren. Meer nog: wellicht kende ik je niet zo veel beter dan die vele duizenden mensen met wie je in de loop der jaren op concerten een paar pintjes hebt gedronken. Dat vond ik trouwens wel mooi: dat je de liefde voor muziek in leven had weten te houden, en nog vaak naar optredens ging. De paar marathongesprekken die ik voor de krant met je mocht voeren zijn me altijd bijgebleven. Omdat ik van je songs hield, nam ik het je ontzettend kwalijk dat je die tijdens concerten soms moedwillig de vernieling in zong. Hoe kon je het over je hart krijgen om een wereldnummer als ‘Mia’ te declameren alsof het om een doktersvoorschrift ging? Waarom wilde je te pas en te onpas de clown spelen op het podium? Ik vond dat je er je eigen talent als uniek liedjesmaker tekort mee deed. Dan knikte je, en haalde de schouders op. Dat het allemaal niet zo veel voorstelde, zei je dan. En dat je zelf nauwelijks wist waar je nummers over gingen. ‘Rijmelarij’ noemde je het. Dat geloofde ik dan weer niet, want iemand die – zoals jij – zo’n prachtige zinnen schreef, moest daar toch over hebben nagedacht. Moest gezocht, geprobeerd en geschrapt hebben. Toch? Eigenlijk hoort het niet om dat nu te bekennen, maar ik kan moeilijk liegen: ik was altijd meer fan van De Mens en Noordkaap, de twee bands waarmee Gorki altijd in één adem werd genoemd. Dat ik zowel Frank als Stijn vaker tegenkwam, en hen dus ook persoonlijk beter kende, zal daar vast een rol in hebben gespeeld. Maar tegelijk zijn er weinig Nederlandstalige cd’s die me ooit zo geraakt hebben als Hij leeft, wat mij betreft een van de beste Belgische platen aller tijden. Ondanks de tristesse, de onmacht en het onbegrip die vandaag de overhand halen, ben ik ontzettend blij dat ik je dat ooit verteld heb. Het was je Kuifje in Afrika-elpee, en er zat een pracht van een hoes rond die lang aan mijn muur heeft gehangen. Ik weet wel dat je graag de clown speelde. Dat je hem misschien ook wel een beetje was. Maar tegelijk bleek uit die gesprekken toch ook hoe kwetsbaar en onzeker je je kon voelen. Voor iemand die nooit recensies las, kon je er verdomd goed uit citeren. Als de televisiecamera’s draaiden noemde je jezelf met uitgestreken gezicht een genie. In een gesprek onder vier ogen liet je makkelijker de twijfel toe. Twijfel drijft ons allemaal. Het zorgt ervoor dat we nooit helemaal tevreden kunnen zijn met wat we doen. En op zich is dat misschien niet eens zo slecht. Zo komt de lat elke keer weer wat hoger te liggen. Wat ik altijd aan je gewaardeerd heb, is dat je het vertikte om hoogdravend te doen. Geen spat sterallures. Hoeveel rockers zijn er die zowel op Rock Werchter spelen, als op het verjaardagsfeestje van Eddy Wally? Je hebt me ook doen inzien dat Isabelle A écht een goeie zangeres is, en daar ben ik je dankbaar voor. Daarnet haalde ik je verzameld werk uit de kast. Alles van Gorky en Gorki. Je Engelstalige uitstap met Automatic Buffalo en die fraaie solo-ep. Al bij al een pak platen. Je hebt op die vijfentwintig jaar verdomme niet stil gezeten, Vos. Ik heb ze allemaal klaargelegd met de bedoeling ze de volgende weken opnieuw te beluisteren, maar ik weet nu al dat dat niet zal lukken. Niet nu. Daarvoor is het verlies nog te vers, te pijnlijk. Ik merk nu dat het me zwaar valt om in de verleden tijd over je te praten. Ik zei het daarnet al: van iemand die je pas nog zag geloof je niet dat je hem nooit meer terug zal zien. Ik probeer me in te beelden hoe je vrouw en je zoon het nu stellen. Als ik het goed heb was Bruno gisteren jarig. Dat hakt erin. Ik denk aan gemeenschappelijke vrienden die je beter kennen dan ik. Aan Katja en Wim, aan je band. Je manager ook. Aan de verpletterende leegte die je achterlaat. Ik weet zeker dat er nog veel te zeggen was. Dat je nog pakkende songs in je had zitten, en – zéker – nog een reeks mooie boeken. Ik dacht trouwens echt dat daar je toekomst lag. Het draait nu anders uit. Je wist het lang geleden al: alleen Elvis blijft bestaan. Voor mij is het wennen. Maar ik ga je in leven houden. Met je platen. Met die prachtige documentaire die de VPRO ooit over je maakte. Met de herinnering aan onze babbels en de bandjes met interviews die ik bewaard heb. En met dat laatste boek van je, waarvan ik beloofd had dat ik het zou kopen. Klopt het dat Paddenkoppenland eigenlijk een soort autobiografie is? In dat geval hoop ik uit de grond van mijn hart dat je daarin een ander einde wordt gegund. x, Bart

De Morgen, Bart Steenhaut