Dat Lieve Kleine Piranha-plein moest er verdomme al zijn
Jongens waren we. Maar: aardige jongens. En één meisje: Anke Helsen, heette ze.
Ik reed in de swingende jaren negentig elke donderdag het land door om voor het programma Collage op Studio Brussel columnisten op te nemen: Jeroen Olyslaegers, Tom Naegels, die toen nog bij zijn ouders woonde, Dimitri Verhulst en nog een handvol andere mooie jonge literaire goden. Frank Vander Linden en Luc kwamen gewoon naar de studio. IJzersterke teksten met een hoek af, met sonore stem ingelezen, in één take stonden ze erop. Keiharde professional, al zag hij er niet zo uit.
Dat programma ging na een paar seizoenen ook op tournee. Behoud de begeerte, maar dan met meer rock-‘n-roll. Die tournees waren fantastisch. En Luc kon toen al het beste drinken van ons allemaal.
Waar is de tijd: dáár is de tijd.
Op zwarte zaterdagavonden is het internet een warm bad waar het goed in wegzakken is, op zoek naar gelijkgestemden over de dood van de zanger van Gorki, de man van Sandra, de vader van Bruno. Surfend, en daarna, wegens te veel drank, strompelend, vindt men soelaas in een gedeeld gevoel van groot verlies. En anekdotes te allen kant.
Niets is voor niets geweest en niemand gaat verloren. Zeker Vos niet, melancholische Gentse pallieter
Over die keer dat zelfs het succulentste stoofvlees met frieten bij Chris Dusauchoit thuis hem niet kon overtuigen om met Axl Peleman nog een seizoen French Quiz, zowat de succesvolste quiz aller tijden op Studio Brussel, te maken. Gewoon geen zin meer. Keikop. Maar wel goed gelachen en lekker gegeten.
Over die keer tijdens de Collage-tournee dat Luc spoorloos verdwenen was, terwijl hij op moest in het Nieuwpoorttheater en plotseling op het podium stond met een zwaard, gevonden in de coulissen. Waarop hij, laconiek als altijd: “Ik had een attribuut nodig.” Zaal plat. Zoals hij alle zalen plat kreeg.
Over die keer dat iemand uit het publiek riep: “Vos, ge zijt zat!” Waarop Vos: “Gij ook, maar ik sta wél op het podium!”
Over die keer dat hij mij glashard uit ‘De Slimste Mens’ speelde en zich daar achteraf duizendvoudig en bij elke gelegenheid voor verontschuldigde. Het waren vragen over ‘Merlina’, als ik mij dat goed herinner. Daar wist Vos alles van. Zoals hij van zoveel zowat alles wist.
Over die keer dat hij mij belde – ik was toen iets hoogs bij de radio – om te klagen over het feit dat zijn nieuwe cd niet gedraaid werd. Toen ik zei dat ik daar niets aan kon doen, weet hij dat aan het feit dat hij mij ooit uit ‘De Slimste Mens’ had gespeeld. Wat nog waar was ook.
Op zwarte zaterdagavonden helpt ook het woord van de dichter. Gerrit Kouwenaar schreef, toen hij de dood van zijn vriend Lucebert vernam:
Niets is voor niets geweest nu niets meer beweegt
voorgoed lig je vast in je taal en je tekens
in wat je steeds luider totaler verzwijgt
En zo is het: niets is voor niets geweest en niemand gaat verloren. Zeker hij niet, melancholische Gentse pallieter, die het verdient om ten eeuwigen dage gespeeld te worden op alle beiaarden van het hele land.
Dat Lieve Kleine Piranha-plein: het moest er verdomme al zijn.
De Morgen, Mark Coenen
Comments are closed.