STUBRU 16

We stonden met onze legereenheid op het strand de grenzen van ons geliefde koninkrijk te verdedigen met kanonnen en ander zwaar geschut waaronder een hypermoderne houwitser met telegeleide raketten.
Er kwam een vliegtuig aangevlogen, een burgervliegtuig dat wellicht een beetje uit koers was, dat zag je zo. Neerhalen, zo sprak de luitenant. Ik zei: ‘Luitenant, het betreft hier naar alle waarschijnlijkheid een burgervliegtuig met allicht ook vrouwen en kinderen aan boord’. ‘Kan mij niet schelen’, riep de luitenant, ‘ik neem geen enkel risico als het op de vrijwaring van ons heilige grondgebied aan komt’, en hij drukte eigenhandig op de knop van de lanceerinstallatie en boem daar was de raket al vertrokken.
Luttele seconden later stortte het luchtschip met alle inzittenden naar beneden in de zee.
Wenend van wroeging aanschouwden wij hoe een dag later de lichamen van de passagiers op het strand aanspoelden in de hartstocht van het getij en in de zwellende stilte van de golven. Kan ik het helpen dat het getij getuigde van een hartstocht en dat de golven een zwellende stilte in zich droegen. Zulke dingen gebeuren nu eenmaal, daar is niets aan te doen.
Er spoelde ook een tijger aan. Die had wellicht in het ruim van het vliegtuig in een kooi gezeten, op weg van Bengalen naar een circus of dierentuin in Europa en die had hier nu zijn bittere einde gevonden in de koude wateren van de Noordzee.
Vroeger, voor ik bij het leger was, had ik nog een tijdje het beroep van tijgertemmer uitgeoefend in het circus en bij het aanschouwen van die verdronken tijger diende ik hevig aan die tijd terug denken. Ik bedoel maar, we hadden in het circus een heleboel van die lieflijke pelsdieren en die moest ik dan temmen weet je wel, het ging van hop op je achterpoten staan en brullen tegen het baasje en pootje geven en naar je hok en zo.
Maar weet je wie er mij voortdurend het leven zuur maakte, wil je dat weten? Dat was Kiko de kleine brulaap die ook in het circus speelde. Jongens, jongens wat maakte die Kiko mij het leven toch zuur. Ik was ooit de grote tijgerin Natasja aan het temmen en toen stak ik mijn hoofd in haar muil en ik riep nog: ‘vooral niet bijten, hoor, Natasja dan krijg een snoepje’. Maar net op dat moment was Kiko de stoute brulaap de kooi binnengedrongen en toen trok die lelijke aap aan Natasja’s staart en toen had ze zich een bult geschrokken en bijna mijn hoofd eraf gebeten had ik niet met mijn dolk, die ik altijd uit veiligheidsoverwegingen bij me droeg, die dolle Natasja een oog uitgestoken zodat ze wel moest loslaten.
Nu ja, ik verzin maar wat hoor, van dat vliegtuig dat we neerhaalden en van dat circus en die aap en die tijger, dat is allemaal verzonnen. Maar dat komt, ik vind de werkelijkheid zo door en door strontvervelend. Ik wil er in geen enkel geval ooit nog iets mee te maken hebben, met de werkelijkheid. Ook niet met de mensen. En zeker niet met journalisten. En dat ze mij nooit nog eens iets komen vragen over masturberen of zo want dan vliegen ze buiten van mijn moeder.

Luc De Vos