DE MUUR

Ik heb in de gazet gelezen dat ze het Belgacomgebouw gaan hertimmeren. Sommige postmoderne denkers zullen dat jammer vinden. Zij menen dat gebouwen de tijdsgeest waarin zij werden opgericht moeten weerspiegelen.

Wellicht hebben die denkers in beginsel gelijk. Vaak is het de waan van de dag die mensen er toe aanzet het verleden te gaan bijsturen dan wel te gaan verbeteren en aldus in veel gevallen zaken waar niets aan mankeerde te hypercorrigeren.
Maar de waan van de dag gebiedt nu dat het Belgacomgebouw aan de noden van deze nieuwe tijden wordt aangepast. Er zijn te veel klachten over want het is te afgrijselijk voor woorden. Dat vinden de mensen nu. Vroeger vonden de mensen dat niet. Toen was het normaal dat ze zulke gebouwen neerploften midden in de stad. Ik heb die tijd meegemaakt, ik heb het er in de deze kolommen al over gehad. Het was in het midden van de jaren zeventig en ik zat in het eerste jaar van het middelbaar onderwijs op het Sint-Lievenscollege aan de Zilverenberg. Ik zag vanuit de studiezaal waar ik stilletjes zat te huilen en mijn ellendig lot te vervloeken het beton uit de aarde rijzen en ten hemel opstijgen. Hoe dieper ik wegzakte in een onzekere toekomst hoe hoger het gebouw van de vooruitgang naar de hemel leek te reiken. De boodschap was: we konden nooit meer terug naar de bloemetjes en de bijtjes en naar de lenteweidjes. In dit decor van de toekomst moesten wij bestaan. We moesten altijd ons best doen voor later. Later was belangrijk, het heden bestond slechts in het aanschijn van iets wat nog moest komen. We moesten altijd voorbereid zijn. Ik durf het hier bijna niet neer te schrijven en het lijkt een groot woord dat ik hier zal gebruiken, maar ik denk dat er angst moest heersen, ja, angst. Wanneer er angst in de rangen der mensheid heerste, dan zouden wij er toe aangespoord worden te streven naar het goede en naar een betere toekomst. Dat gebouw was een symbool van die vooruitgang. Op twaalfjarige leeftijd was ik een pathetische doemdenker. Ik kan het ook niet verhelpen. Die satanische brok beton, die heeft een deel van mijn jeugd verknald. Het is toch ongelofelijk hoe de manier waarop een aantal bouwmaterialen op elkander werden gestapeld zodanig kon inwerken op het gemoed van gevoelige mensen zoals ik.
In wezen is er niets mis met het Belgacomgebouw. In die tijd hebben mensen beslist dat dit gebouw er moest komen en daar moeten wij ons bij neerleggen. Zoals ik zei, het zijn niet meer dan wat op elkaar gestapelde bouwmaterialen. De meeste mensen hebben er een probleem mee tegenwoordig omdat het zo gigantisch afgrijselijk is en vooral ook zo groot. Maar daarover valt te redetwisten. Ikzelf vind het dus ook afgrijselijk maar dat komt door mijn welbepaalde levensgeschiedenis. Mocht mijn vader de architect zijn geweest van dat gebouw en mocht ik er mijn eerste grote liefde hebben ontmoet dan zou ik het ook misschien kunnen beminnen. Ik ga mij dus nergens mee bemoeien. Het zijn immers, zoals zo vaak, ook mijn zaken niet.
Toch zou ik de mensen die het gebouw nu gaan herbouwen een goede raad willen meegeven. Wat u zeker niet mag nalaten is de afbraak van de muur, die ellendige muur, die als een middeleeuwse versterking het gebouw omringt en het ook symbolisch ontoegankelijk maakt. Die muur is het symbool van een van de geplogenheden in die tijd. Openbare gebouwen moesten in die tijd enigszins ontoegankelijk zijn. Openbare instellingen waren bedoeld voor het volk maar toch sprak er uit de vorm van de gebouwen waarin zij gevestigd waren een groot wantrouwen jegens het volk. Er moest voor de mensen gezorgd worden maar het volk mocht zich ook niet te veel met zijn eigen zaken bemoeien. Het volk moest zoveel mogelijk geweerd worden. Daarom ligt de ingangspoort van Belgacom, de vroegere staatsinstelling PTT, ook op een soort van berg en het is lastig om die berg te beklimmen en altijd waait er een koude wind. Alsof het vroeger de bedoeling moest zijn geweest de mensen af te raden van er binnen te gaan of toch tenminste twee maal na te denken of ze wel met recht en reden het gebouw wilden betreden om hun rechten te eisen of een aanvraag in te dienen bij de gemeenschap. Want de gemeenschap had het al druk genoeg om het volk te dienen. Het volk was immers geen verzameling van individuen maar een soort van anoniem conglomeraat dat in zijn geheel diende overschouwd te worden.
Breek die muur en die berg dus af, die symbolen van wantrouwen en afhankelijkheid, en zaait er anjers en papavers.

LUC DE VOS