EEN STILLE ZONDAGAVOND

Ik hoop dat ze nooit de zondagrust afschaffen. De zondag moet de dag des Heren blijven. Ik hoop dat onze vrienden de middenstanders dat begrijpen.

Af en toe duikt dat idee op in de media. De zondagsrust, dat is iets uit een grauw verleden dat we liefst zo snel moeten begraven en vergeten. In dat verleden dat niemand nog kent moesten de werkmensen in de week wroeten in de fabriek en op Vlaanderens akkers en des zondags moesten ze naar de mis en naar de vespers ‘s avonds en verder zaten ze die hele zondag te geeuwen en zich te vervelen, want ze waren te dom en te arm om zich ergens te gaan amuseren waar er lol te trappen viel. Dom dat de mensen waren vroeger! Het was daarom dat ze zoveel miserie verkochten en arm waren. En waarom waren ze arm en dom? Omdat ze hun medemensen wantrouwden, ziedaar de sociologische verklaring. Sociologie is niet zo moeilijk, men moet er enkel even voor gaan zitten om na te denken. De mensen betrouwden elkander niet, ze gingen er van uit dat iedereen op zijn eigen profijt uit was. Op die manier blijft men natuurlijk arm en dom want men leert nooit een keer iets nieuws kennen. Vriendschap bestond niet vroeger, dat is een uitvinding van de jongste jaren. De enigen die de arme mensen van mijn soort enigszins betrouwden, dat waren hun familieleden. Ze gingen er van uit dat hun familie hen niet ging bedriegen. Vandaar dat die familiebanden vroeger zo sterk waren, met grootnonkels en achtertantes en neven en nichten die voortdurend moesten bezocht worden, want die familiebanden die moesten natuurlijk altijd maar bevestigd worden. Ik werd als kleine jongen voortdurend meegesleurd naar mensen die ik nauwelijks kende en die mij, eerlijk gezegd, konden gestolen worden. Ik herinner mij zondagnamiddagen bij tante Martha in Kerkbrugge. Kent u dat lied van Doctorandus P. waarin hij zingt: ‘terwijl de kater sliep, en de pendule liep en de kanarie sprak tjsiep, tjsiep, tjsiep.’ Bij tante Martha was dat exact het geval, ik zweer het u, er lag daar altijd een oude kater te maffen die met geen stokken uit de zetel was te krijgen, en ze had ook een reusachtige klok die genadeloos mijn jonge leven voorbij tikte en ook een kanarie die mij oneindig treurig stemde vanwege zijn onuitstaanbare nutteloosheid. En op den duur wisten mijn moeder en tante Martha echt niet meer wat zeggen tegen elkander en dan zaten ze gewoon wat voor zich uit te staren en dan zeiden ze af en toe een keertje: ‘Jaja, het is wat met de mensen.’ En in die levenloze stiltes dan hoorde ik inderdaad altijd maar de klok verder tikken en die ellendige kanariepiet piepen in zijn kot. Ik ben daar een keer echt waar van mijn stoel gevallen van verveling.
Van de weeromstuit ben ik in mijn later leven popzanger geworden. Het leven dat ik nu leid is met geen woorden te beschrijven. Het is een wild en chaotisch feest. Alles, werkelijk alles zou ik doen om mijzelf geen seconde te vervelen. Ik heb het al meegemaakt dat ik ‘s nachts van een feest thuis kwam en dat ik mijn wekker zette om zes uur in de ochtend om toch de afterparty maar niet te missen. Al die lol die ik heb gemist, die moet ik allemaal nog zien in te halen en dat kan alleen op deze manier, door van feest naar feest te denderen in mijn gehuurde Ferrari, want af en toe huur ik een Ferrari om het nog gezelliger te maken dan het al is, zo duur is dat nu ook weer niet. Wel een slakkengangetje hanteren over de verkeersdrempels, jongens! Want tussen die carrosserie en het wegdek daar kan amper nog een sigarettenblaadje tussen. U moet dat eens proberen, een Ferrari huren, de mensen gaan u nog liever zien dan gewoonlijk.
Maar zoals reeds aangekondigd in de inleiding van dit beknopte sociologische essay: laat ze van de zondag afblijven. Het is goed dat er niets gebeurt op zondag. U moet eens door de Veldstraat lopen, of over de Graslei, liefst in de winter op een regenachtige zondagavond. De straten zijn verlaten. Onze goede stad Gent wordt een gigantische stille reus. Een geheimzinnige plek waar achter gevels geheimzinnige dingen gebeuren. In de verte weerklinkt het geluid van een laatste tram. In die uren komt mijn geest tot rust. Ik ga door de stegen en over pleinen en ik denk aan niets. Voor mensen zoals ik is het goed om soms een keer aan niets te denken want anders zou ik zot worden, zo meen ik. Dat mogen ze mij nooit afnemen, mijn zondagavonden in mijn lieflijke, lege stad Gent. In die gezegende uren gaan mijn gedachten soms uit naar tante Martha. Waar zou ze nu zijn?

LUC DE VOS