Groeten uit Gent – 6

Dankzij de moderne communicatietechnieken zijn de mensen minder dan ooit bereikbaar geworden. Welgefeliciteerd, zou ik zeggen! Het zijn die antwoordapparaten die het hem doen denk ik, en vooral ook het volume aan berichten. Die mailboxen bijvoorbeeld lopen voortdurend vol met tijdingen waar niemand een boodschap aan heeft. Ik stond gisteren nog te loeren naar het scherm van een jongen bij wie ik op bezoek was. ‘Ik ga mijn mail een keer checken, het is al drie dagen geleden,’ zo sprak hij. Er waren zowat honderd berichten ongelezen. Bericht 1 luidde: wat eten we vanavond? Bericht twee: ge moet vanavond niet koken, ik heb zin in een pizza. Toen gaf mijn maat het al op. Hij zei: ‘Ja Vos, weet u wat het is met die mailberichten, als ge er één hebt gelezen hebt ge geen fut meer om al de andere te lezen.
Met die antwoordapparaten is het nog erger. Zoals ik vorige week reeds stelde: in principe bel ik niemand op, behalve de ambulance wanneer ik gewond geraak bij één of ander gevecht of ongeval of zo. Nu wou het geval dat ik toch iemand dringend nodig had, iemand om me naar mijn optreden van die avond te brengen, naar Eeklo, hier twintig kilometer van Gent vandaan. Mijn auto wilde weer niet starten. Ik dacht de bus te nemen maar die had ik dus gemist. En ik maar bellen, naar die en naar die. Allemaal antwoordapparaten. Het was al acht uur en het optreden ging om negen uur beginnen. Het zweet stond in mijn bilnaad. Ik ben dan nog zelf met de moed der wanhoop met de fiets beginnen rijden, helemaal naar Eeklo. Halverwege kon ik niet meer. Het was tien jaar geleden dat ik nog een keer op een fiets had gezeten. Ik dacht aan al die mensen die nu van mijn lieflijk gezang verstoken zouden blijven en toen ben ik langs de kant van de weg in huilen uitgebarsten.
Net wanneer ik dacht dat ik alle gruwelen van de moderne communicatiemiddelen had beleefd komen ze aandraven met de beeldtelefoon. U hebt ze zeker al opgemerkt, die reclamepanelen voor dit toestel waarop Jean-Marie Pfaff krulspelden in zijn haar staat te weven en in deze precaire toestand op het beeldscherm van de telefoon wordt betrapt. Ik weet nog goed hoe ik als kind dertig jaar geleden op TV een sketchenshow zag waarin toen reeds op dit soort situaties werd geanticipeerd. Een man uit de toekomst, iemand uit het jaar 2000, bezat zulk een beeldtelefoon en hij zat net bij zijn maitresse toen de beeldtelefoon rinkelde. Wat dacht u: zijn vrouw natuurlijk. ‘Snel, de foto,’ riep die man. En dan moest die maitresse achter de rug van die vent een scherm ophouden met daarop een grote foto van zijn kantoor om de ware feiten te verdoezelen. Dat soort dingen heb ik zelf al vaak meegemaakt. Wanneer er weer iemand op bezoek dreigde te komen terwijl ik daar helemaal geen zin in had. Jongens, hoe vaak heb ik dan niet staan liegen: ‘neen, ik heb nu geen tijd, ik moet voor de kinderen zorgen en het eten staat aan te branden, luister maar!’ En dan maar snel een aantal jankende kleuters en sissende pannen nagebootst. Stelt u zich voor dat ik dit alles diende te ensceneren voor de camera van de beeldtelefoon. Nog eerder zal Steve Stevaert een doctoraat behalen aan de Sorbonne dan dat ik mij ooit zulk een duivels apparaat zou aanschaffen.

LUC DE VOS