DE DODE KONINGEN

In den beginne was er het behangpapier met de pioenen, in een wederkering tot in de oneindigheid herhaald, als een eeuwigdurende vermeerdering van alles wat lieflijk was hier op aarde: de barokke bloemen die ergens in een ingebeeld paradijs bloeiden en werkelijk aanwezig waren op de muren die ons omringden, de schoonheid van de natuur die niet in het echt bestond maar beter was dan de werkelijkheid.

En nog schoner dan de bloemen die niet bestonden was de vloerbekleding, het uit olie gewonnen linoleum dat zacht en teder onder onze koude voeten lag. Nooit meer de tegels uit de prehistorie maar het plastiek dat op steen lijkt, beter dan de echte stenen vloer, zonder de eigenschap van de steen die in zijn natuur ligt: het onwrikbare feit dat de steen koud is. De basis was gelegd, lang geleden, en dan kon het stapelen beginnen. De kamer was langzaamaan volgelopen tot er op den duur niets meer bij kon. Er moesten vazen en schalen komen die leken op die in de paleizen van de Russische keizerin Katarina, in Sint-Petersburg, de paleizen die haar grote voorganger Peter had gebouwd in een moeras in Karelië, in de buurt van de Noordpool. De bouw van Peter zijn stad had het leven gekost aan honderdduizend slaven die waren doodgevroren. Katarina vond: die paleizen stonden er nu eenmaal en ze vestigde er haar hoofdkwartier en zij propte ze vol met kunstwerken die als lichtend voorbeeld zouden dienen voor de kunst in onze huiskamers. Is namaak immers niet altijd goed? Waarom niet telkens weer die dingen opnieuw maken die hun nut en schoonheid in loop der eeuwen hadden bewezen? Waarom op zoek gaan naar iets nieuws, wanneer de schoonheid hier voor het grijpen lag tegen democratische prijzen in de porseleinwinkel? Binnen deze democratie had het volk de macht gegrepen en wij waren in principe even rijk als de keizerin van Rusland die Frans sprak met haar minnaars en die wij achteraf terecht Katharina de Grote Hoer noemden. Hier hebben wij, in navolging van de Grote Hoer, in onze eigen democratische ruimte de kunstwerken op elkaar getast om aan onszelf en andere mensen te tonen hoe diep tevreden en gelukkig wij zijn in ons eigen kleine paleis van Sint-Petersburg. En over ons waken nog steeds de heilige dode koningen, Albert en Boudewijn, die hoe dan ook onze leiders waren ondanks de sluipende democratie. Wij konden over ons eigen bestaan beschikken en toch wensten wij deze koningen te aanbidden die van overheidswege aanwezig waren door erfopvolging en die boven onze hoofden zweefden als engelen en die er waren zonder dat wij erom gevraagd hadden en waarmee wij toch zo content waren want dat waren betere en schonere mensen dan de leiders die wij zelf hadden verkozen want die politiekers dat zijn allemaal zakkenvullers.