NET ALS IN DE MIDDELEEUWEN

Wanneer ik om vier uur ’s ochtends enigszins vermoeid en naar mijn warme beddenbak verlangend mijn sleutel in de deur steek, dan kom ik vaak de krantenbesteller tegen.

Een wat oudere man die vrolijk fluitend op dat onmogelijke uur blijkbaar aan het werk is. Een ochtendmens inderdaad. Hij houdt van die zonsopgangen in de zomer die vaak goddelijk majestueus, van purper en van zilver en van oranje zijn, maar die mij op dat moment niet echt aanspreken. Geef mij maar de ondergaande zon, dan pas kom ik tot leven. Ik heb die man al vaak gezegd dat het voor mij echt niet hoeft hoor, zo vroeg de gazet brengen. Wanneer ik zo laat thuis kom heb ik toch geen goesting om op dat onzalig moment de gazet te gaan lezen. Ik ga nu even uitslapen. Pas rond de middag zal ik helder genoeg zal zijn om die ongetwijfeld uiterst belangrijke berichten tot mij te nemen onder het nuttigen van een tas zwarte koffie met een bruine boterham met Camembert. Want die producten vormen een ideale remedie om de melancholie die het resultaat is van de voorbije zotte nacht weg te spoelen en te doen vergeten. Maar er bestaat dus een meerderheid van werknemers die voor dag en dauw opstaan en dan onmiddellijk hun gazet willen lezen. Kunnen zij echt niet wachten tot ‘s middags, of zelfs ’s avonds? Dat nieuws, dat loopt echt niet weg. Bij deze meld ik het nogmaals aan die vrolijke fluiter die midden in de nacht mijn gazet komt brengen: slaapt gij gerust een keer goed uit, jongen. En wanneer ik tegen de middag weer de wakkere burger ben die ik verondersteld wordt te zijn, dan moogt gij op uw gemak uw schrijfsels komen brengen. Merci! Ik snap niet waarom de mensen in de eenentwintigste eeuw nog altijd zo vroeg moeten en willen gaan werken. Onze dagindeling dateert nog uit de middeleeuwen. Toen stonden de paters en de boeren ook om vier ‘s nachts op. Maar dat was om de loeiende koeien te melken, want die beesten werden wakker door dat vervloekte gekraai van die onnozele haan, en toen moesten ze natuurlijk wel opstaan. U moet sommige mensen ‘s ochtends toch eens op die bussen en trams zien stappen, met hun kop nog in de wolken, verlangend naar hun warme nest. En maar gapen jongens! En hoe komt dat denkt u? Omdat ze wel als de paters en de boeren van vroeger midden in de nacht opstaan maar niet als die middeleeuwers ook om zeven uur ‘s avonds in hun bed kruipen maar tot ‘s avonds laat naar de televisie zitten te loeren of zich onledig houden met vunzigheden. Laat u niets wijsmaken, die boeren en paters die sliepen twee keer zolang als wij tegenwoordig. Het waren, kortom, in vergelijking met ons, allemaal luiaards. Ik weet wel dat het utopisch klinkt, maar waarvoor ik dus zou willen pleiten: laten we met zijn allen wat trager en minder gaan werken. En vooral: laten wij gaan werken wanneer wij daar goesting in hebben. Mocht ikzelf bijvoorbeeld een echte job hebben, dan zou ik ‘s avonds gaan werken, dan kom ik, zoals ik zei, pas goed los. Stel u voor dat iedereen dat zou kunnen doen, zou dat niet veel efficiënter zijn, in plaats van iedereen in het holst van de nacht, ook die stakkers met een ochtendhumeur naar het werk te sturen? Een conclusie dringt zich op: dan moeten de bussen en de trams wel vierentwintig op vierentwintig rondrijden. Ik pleit dus voor een lijndienst de klok rond, om iedereen op elk uur van de dag en de nacht daarheen te brengen waar het hem of haar belieft. Maar met mijn mening houden ze nooit geen rekening.

LUC DE VOS