EEN NIEUWE TIJD

Het Belgacom-gebouw zal er nog zeker honderd jaar staan, dat heb ik gelezen in deze eigenste gazet vorige week. We moeten er van leren houden. Dat is de enige oplossing.

In beginsel bemoei ik mij niet met maatschappelijke aangelegenheden. Ik laat dat over aan mensen die er verstand van hebben. In mijn liederen en literatuur tracht ik tot de kern van de liefde en het geloof door te dringen. Toestanden in de samenleving vormen daarbij slechts een decor, een omstandigheid, een toevalligheid. Er is zowel liefde en geloof in tijden van cholera als in tijden van voorspoed. De omstandigheden hier in onze goede gewesten zijn daarenboven totaal niet extreem. Het is dan wel crisis, maar dat is het altijd al geweest en de mensen hebben tenminste geen honger en geen dorst.
Dat Belgacom-gebouw, daar is mee te leven, zeker in het licht van de eeuwige zoektocht naar de liefde en het geloof. Het staat daar. Men kan er omheen lopen. Mensen zoals ik, die voortdurend zoeken naar zingeving, die bekommeren zich niet om ruimtelijke ordening. Integendeel, ik sta open voor alles. Ik wil mij zelfs laten verleiden om van het Belgacom-gebouw te gaan houden. Vertel mij iets, verkoop mij een theorie, en ik zal u geloven. Vertel mij dat het gebouw een toonbeeld is van modernisme, vertel mij over de strakke lijnen, de stille esthetiek van het beton, de parkeergarage die als een gigantische honingraat subtiel verwijst naar drukke nijverheid, wijs mij op de prachtige bundel schotelantennes die op het dak prijkt, als een Panamarenkoiaans disfunctioneel kunstwerk dat op paradoxale wijze toch ergens voor dient en echt functioneert. Het kan boodschappen uitzenden naar alle hoeken van de wereld. Iedereen kan dankzij dit conceptueel kunstwerk honderden SMS’jes versturen naar die nachtelijke kwissen op TV en een prijs winnen, het kost allemaal slechts een paar euro. Vertel mij dan hoe het gebouw een monument is van de vooruitgangsgedachte van de jaren zeventig, dat in die tijd fierheid moest uitstralen, dat het de tijd was van de eerste computers, vertel mij over het ontzag van de mensen voor de techniek in die tijd en ik zal u geloven. Alles zou ik doen om de liefde voor dit gebouw in mijn hart te doen ontbranden.
Elk gebouw wordt na een paar decennia aanvaard als zijnde een deel van het decor, de mensen worden het gewoon. Wanneer er studies over verschijnen die de ongekende schoonheid ervan belichten, dan is het succes verzekerd. Nergens is dat duidelijker dan in het geval van de industriële archeologie. Die fabrieksgebouwen uit de negentiende eeuw die hebben iets van gotische kathedralen, en gotische kathedralen, daar is iedereen het over eens, die moeten blijven staan want die vindt iedereen prachtig. Esthetiek is een proces van inzicht. Ik reed vorige week nog langs de Nieuwe Vaart aan de Tolhuisbrug en zag de oude fabrieken van Vynckier, die hebben ze vergeten af te breken en die lijken inderdaad van ver op kathedralen. Of tenminste toch op een decor van een Hollywoodiaanse horrorfilm uit de jaren zestig, bijna sprookjesachtig, bijna Disneyland. Maar ik kan mij de gevoelens levendig voor de geest halen van de duizenden loonslaven die er in de negentiende eeuw door die onzalige poorten zijn getrokken, op koude novemberochtenden, om er hun geestdodende arbeid te verrichten en die hun lot vervloekten en de werkvloeren werkelijk zagen als paleizen van Frankenstein, waar geest en lichaam werden gefolterd, allemaal in dienst van het kapitaal en van de vooruitgang.
In de jaren zeventig was ik een geïnterneerde leerling in het St-Lievenscollege op de Zilverenberg, vlakbij de oude Beestenmarkt. Ik zag vanuit de studiezaal hoe het Belgacomgebouw werd opgericht. Het heette toen nog de RTT. De studiemeester stond er op te kijken door het raam. Hij was een priester die door de microbe van de moderniteit was gebeten, ondanks zijn hoornen bril en de lucht van gaarkeukens en urine die hij verspreidde, en hij hield een toespraak. Hij zweette, en hij glimlachte terwijl hij de woorden sprak: ‘Ja, jongens, kijk maar goed, het is gedaan met het oude Gent, binnenkort staat heel onze verbrokkelde stad vol met nieuwe gebouwen, al het oude moet worden afgebroken, wij staan voor een nieuwe tijd.’
Ik dacht in zijn ogen inderdaad een nieuwe tijd te zien gloren. Een tijd waarin iedereen gelukkig zou worden en honderden SMS’jes zou kunnen versturen voor slechts een paar euro. Een tijd waarin elkeen de liefde zou vinden en het oude geloof zou sterven.

LUC DE VOS